Systemische destabilisatie

Natuurlijk bereidden de beoogde coupplegers de staatsgreep tevoren grondig voor door de gemoederen in den lande staatkundig flink te destabiliseren en tegen elkaar op te zetten. En wel dusdanig, dat dat zelfs in Den Haag tussen de Kamerfracties uitkwam. Dus heel erg, heel grondig, heel bestendig en zonder ophouden met flink veel overdrijving. Het kabinet Drees-van Schaik deinde op de grondgolven mee en raakte flink de koers kwijt waar het met Herrijzend Nederland héén moest.

Het was een noodgreep geweest, dat kabinet, want de roomsen – waarvan Van Schaik als voorman gold – moesten niet veel van de socialisten onder Willem Drees hebben en omgekeerd, elkaar hun bezettingszonden flink aanwrijvend, want beide politieke groepen hadden, om het zacht uit te drukken, zich niet echt van hun dapperste zijde laten zien. Van Schaik was alleen opgepopt als voorman van de katholieken omdat hij zich in die periode muisstil had gehouden en had gewacht op betere tijden. Eigenlijk had Carl Romme de voorman moeten worden van vernieuwd Nederland, maar Carl had te veel gecollaboreerd met de Duitsers in werkelijk alle segmenten van het publieke domein, zoals veel roomsen met een ondernemersachtergrond.

Daarom mocht Willem Drees minister-president worden van het eerste kabinet dat tot stand kwam onder vrije parlementaire verkiezingen. De roomsen waren getalsmatig in de meerderheid. Ze hadden dus die post kúnnen opeisen, maar óf ze hadden daarvoor de juiste vaardige talenten niet in huis óf, wanneer die er wel bleken te zijn, waren ze in hun blazoen zodanig besmeurd dat ze echt de regeringsploeg niet konden aansturen.

Dat wisten de socialisten heel goed. Bijna elke vooraanstaande roomse was chantabel wegens oorlogsverleden. Drees was een saaie administrator van wie eigenlijk weinig uitging, maar verzet had hij aantoonbaar gepleegd. Koos Vorrink was veel kleurrijker, maar die was zo notoir instabiel dat de socialisten daar maar van af zagen. Drees wilde in ieder geval noodvoorzieningen voor een ouderdomspensioen, en wel zo spoedig mogelijk en verder wilde hij uitbreiding op basis van volksverzekeringen van de collectieve zekerheidssector.

Terwijl van Schaik eigenlijk nooit wist wat hij wilde. De katholieken wilden géén dekolonisatie. De socialisten wilden het tot iedere prijs. Daar zat dus het scharnierpunt waarin de coupplegers hun breekijzers in konden zetten ter ondermijning van het kabinet en het parlementaire systeem. Vanaf 1946 begonnen ze dus vaardig te krikken, de hebbelijkheden van ministers en Kamerleden flink tegen elkaar uitspelend via het roddelcircuit en de periodieke pers, met behulp van het bedrijfsleven dat veel in de Indische Archipel had geïnvesteerd. Ze wilden noch kolonisatie noch dekolonisatie, deze captains of industry. Maar ze wilden schadecompensatie en wel rijkelijk, voor de potentiële onteigeningen van Indonesische zijde die ze onontkoombaar zagen aankomen.

En ze wilden in ieder geval het Nederlands deel van Nieuw-Guinea nog even buiten een eventuele soevereiniteitsoverdracht houden, omdat de Carstensz-expedities die in 1936-1938 in de bergen van dat Vogelkopeiland waren ondernomen hadden aangetoond dat daar geweldig rijke, makkelijk aannaderbare, diepe goudlagen voorhanden waren. Nederland was bijna failliet, die bodemschatten zou het kunnen gebruiken om ondernemende bedrijven in staat te stellen buitenlandse deviezen op korte termijn te verwerven.

Dan zou het weer volwaardig aan het mondiale handelsverkeer kunnen deelnemen, want herstelbetalingen van Duitsland waren niet te verwachten. Dit kon alleen middels de geplande staatsgreep, een translatio imperii, bereikt worden, die rechtvaardigingsgronden moest vinden in de spreuk “Indië Verloren? Rampspoed geboren!” En om dat te laten indalen was het nodig de regeringspartijen flink tegen elkaar op te zetten.

Een oudere variant dus van het Remkes-scenario, dat de Groninger oude boef al meermalen deed doorschemeren in de praatprogramma’s waaraan de Nederlandse verrekijk helaas zo rijk is. Een scenario dat al tijdens de regeringsverklaring van premier Schoof op 3 juli 2024 tot ontwikkeling kwam. En op de 4e leidde tot de chaos waaraan Tweede Kamerleden zo verslaafd blijken.