Op de bewuste donderdagmiddag 26 september van het Jaar Onzes Heren 2024 zette ik mij per rijwiel in beweging naar het Plein. Gehuld in een driedelig donkerblauw pak met een bordeauxrode stropdas met fantasiewapens erop. Wit overhemd, dubbele manchetten, het pronkend savonet met dubbelketting ostentatief op het middenrif. Een Voorzitter. Van een Tafel. Bij de Witte heerensociëteit.
Want de inleidende opmerkingen van Het College over de kledingvoorschriften stimuleerden mij zeer om te demonstreren hoe het hoort. Al dacht ik ook niet dat er een Voorzitter zou komen, die kletsend met rubberen voetvinnen de portier zou trachten te passeren met snorkel. Ik vervoegde mij bij de leestafel om mij te verschuilen achter het schuttinkje dat een uitgevouwen Nieuwe Rotterdamsche Courant kan vormen. Al vind ik dat deze krant de laatste tijd wat al te linksistisch is in het pogen het pas aangetreden kabinet-Wilders zonder Wilders te doen struikelen over tendentieuze kondgevingen.
Koffie verkeerd erbij. En dan maar behoedzaam rondkijken. Via de omringende spiegels in de lambriseringen. Waardoor je er sjieker uit ziet dan je eigenlijk bent door het merkwaardige, slecht geplaatste, indirecte licht. Naast mij de gebruikelijke heer van stand met een slecht passend kunstgebit dat klakkert. Die grommend de periodieke glossy’s doorworstelde. Het was reeds druk, met veel dames die ook nodeloos luid converseerden, want dat hoort hier zo. Veel commentaar op de kleding van de dames onderling, de snit van de jasjes en de te platte schoenen die niet overeenstemmen met de verdere dracht, ter dege en genadeloos gebracht. Gezellig dus. Als vanouds.
Winderige jongelingen die Het Nog Gaan Maken, gehaast voorbij passend en gelukkig struikelend over de rode loper die in een hoek nog steeds niet van een roede is voorzien en daar dus opbolt. Op het juiste moment oprijzen, alsof men iemand herkent, en dan met gebukten hoofde naar de Pleinzaal met een gezicht alsof men veel beters te doen heeft. Dat laatste, dat valt nog niet mee. Maar daarvoor bestaat toch een mimiek die je hier goed kunt afkijken. Maar dan moet je wel een wat bredere mond hebben met een Habsburgse onderkaak. Het is niet voor iedereen weggelegd.
Aan de bar bij die Pleinzaal was het al aardig druk. Gezwatel van stemmen, gedrang om voorrang bij het uitserveren der bestellingen en immers luidere aanmerkingen. Het College van Bestuur was er al en deed zich blikskaters gelden door ineens handen te geven aan daarop niet bedachte persoonlijkheden. Die aan de commissarisstropdas zagen dat ze hier een onderscheiding gewerden. En dan eindelijk de adhortatie vanwege de president-commissaris om de zetels in te nemen en zich luisterbereid neder te zetten. Ik op de eerste rij, wat dacht u, je bent Voorzitter of je bent het niet.
Wat voor gedrag zou er aan de kaak worden gesteld wegens het agendum? Wie had de zeden deerlijk gekrenkt en de eerbaarheid aanstoot gegeven? Wanneer, hoe laat en in welk opzicht? Was dat reparabel? Welke opzettelijke leedtoevoeging zou daarbij onontbeerlijk zijn? Waren er sporen van het wanbedrijf en was er ook iets in beslag genomen? Ik schikte mij vol verwachting. Er waren microfoons in omloop en hopelijk werden er bandopnemingen beschikbaar gesteld.
Deze microfoons werden handmatig doorgegeven en zo, dat de ontvanger ze stelselmatig omgekeerd in de knuisten kreeg. Deze stond dus geruime tijd te praten in de handgreep die geen versterking bewerkstelligde. Daarop werd hem of haar het gerei ontwrongen, met kracht geadjusteerd en op loeisterkte weer teruggegeven zodat het apparaat ging fluiten. De spreker bleef hardnekkig naast het microfoondeel spreken zodat niemand verstond wat de beschuldiging was.
Maar die was, zo stelde ik vast, vol belangstelling mij omdraaiend, ernstig, want de interrumpant zwol zienderogen op met de aderen hoogrood op de slaappartijen. Het gold kennelijk ook een aantijging vol wijswerk. Zodat de microfoon op borsthoogte kwam en de hartkloppingen versterkte die de spreker onderging. Wat de verstaanbaarheid niet ten goede kwam. Maar de sfeer wel. Dit ging een autodafé worden. Of de guillotine. Zoals in de jofele dagen van Maximilien Robespierre. Ook een Voorzitter.