Toetsingsarrest

Het Toetsingsarrest (HR 12 januari 1942, ECLI:NL:HR:1942:244NJ 1942/271.) is een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, waarin de Hoge Raad bepaalde dat verordeningen van de Duitse bezetter kracht van wet hadden en dat het de rechter daarom niet was toegestaan ze te toetsen aan de Nederlandse Grondwet en internationaal recht, waaronder het Landoorlogreglement van 1907. De advocaat voor de vervolgde had in zijn pleidooi in de grote zittingszaal van de Hoge Raad der Nederlanden aan Het Plein te Den Haag er echt een vertoning van gemaakt. Hij vergde dat de Raad wel zou toetsen aan dat Landoorlogreglement én aan de Grondwet.

Omdat dat reglement en de Conventie over militaire bezettingen aan de vijandelijke occupator wel degelijk een duidelijke beperkingen had opgelegd in het belang van de supranationale humaniteit. Vooral in het kader van massadeportaties. Die mochten alleen maar plaatsvinden in verband met acute militaire strategische noodzaak. Dat blijkt ook overduidelijk uit de gewisselde diplomatieke nota’s die gewisseld werden ter conferentie in de Ridderzaal op het Binnenhof. De bezette bevolkingen moeten een beroep kunnen doen op hun eigen onafhankelijke organen, dus zeker op de rechtsmacht die herkomstig is van de grondwettig geborgde nationale rechters.

Die advocaat stelde ronduit – en dat was destijds al heel pijnlijk voor de raadsheren in die Raad aan dat Plein – dat dat dus zondermeer ongeclausuleerd gold voor Decreten vanwege de Führer genomen ten aanzien van dat bezette gebied in de Nederlanden en voor Verordeningen vanwege de Rijkscommissaris en diens regering in dat gebied. Maar de Hoge Raad wees dat onverkort geheel van de hand. In apodictische termen. Dus gold het ook voor de deportatieverordeningen ten laste van de Joden en de verordeningen waarbij die Rijkscommissaris enclaves schiep binnen het Nederlandse bezette gebied, waarin alleen Duits recht toepasselijk zou zijn.

De bezetter had absolute wetgevende macht en rechters moesten deze dezelfde onschendbaarheid geven die de Nederlandse dienovereenkomstige macht ook zou hebben. Internationaal wekte dat destijds al verbazing. Omdat, bijvoorbeeld, het Belgische Hof van Verbreking te Brussel tijdens de Eerste Wereldoorlog heel anders had geoordeeld. Na de bevrijding werd daarover wel gemord, in Den Haag, onder sommige politici. Maar niet persistent. De Hoge Raad bleef gehandhaafd. Terwijl overduidelijk was, destijds al, dat je er niets aan hebt. Juist als het erop aankomt.