Translatio imperii II

De Romeinen hadden een goed historisch besef in de tijd van Melito. Ze wisten verrekte goed dat hun enorme rijk een rechtsopvolger was van vier voorgaande: dat van de Babyloniërs, de Meden, de Perzen en de Grieken. Zij zagen zichzelf als de machthebbers in een vijfde Rijk. Zo op het oog onvoorstelbaar sterk, onoverwinnelijk, cultuurbepalend via een hoogstaande infrastructuur. Maar in wezen wisten ze, net als de Britten in 1830, dat hun rijk toch tanend was tenzij noodingrepen werden toegepast via de Keizers. Die moesten daarom optimale legitimatie krijgen in religieuze en morele zin.

Dat wist Marcus Aurelius best. En daarom laat hij Melito ook antwoorden door zijn directoraat-generaal Verre en Midden- Oosten. Ja, de keizer zal minderheden tolereren en eventueel begunstigen, maar, zo zegt de directeur-generaal, alleen als de christenen ook op basis van wederkerigheid zijn keizerschap in volle omvang respecteren. De keizer zal, zo vaart deze directie voort, natuurlijk niet overgaan tot het christendom en hij zal dat ook niet aanvaarden als staatsgodsdienst. Dat kan hij in een veelvolkerenstaat als het Romeinse koloniale imperium geworden is, niet maken, vooral omdat dat christendom zo dicht tegen het Jodendom aanligt.

Daar is iets mee loos, met dat Jodendom, dat moet Melito toch ook weten? De Joden wanen zich immers constant superieur, bogend op een reeks privileges die onmiddellijk van hun Jahweh komen. Zij zijn, laten we wel wezen, in hun conceptie, supermensen. En wel van een gehalte dat de gemiddelde Romeinse staatsburger niet zal inroepen, niet voor de rechter en niet bij de wetgever of uitvoerende macht. Ze hebben een boek dat geschreven zou zijn door een of andere mysticus die kennelijk in een koortsdelirium heeft doen weten dat het Jodendom tot wereldmacht zal rijzen nadat het vijfde en vierde rijk ineen gezegen zijn.

Deze zenuwlijder heet Daniël. Hij heeft een adelaar met twaalf vleugels en drie koppen uit de zee zien oprijzen. Dat diertje is dat verhaal over die wereldmacht deze Daniël persoonlijk komen vertellen. En dat is Rome niet naar de zin. Er is nog zo’n mystiekeling, zekere Esra, die het bestaat te zeggen dat dit dier de eindoverwinning voor de Joden heeft gekondschapt. Wel: Melito moet goed begrijpen dat Rome daar geen gaten in ziet. Want dit impliceert de ondergang van het Romeinse Keizerrijk. Dat kan Rome nimmer vreten.

Melito moet begrijpen dat Rome dus hier aarzelingen heeft als het wil overwegen het christendom in het publieke domein te aanvaarden. Kijk eens naar Flavius Josephus, die is Jood maar veel voorzichtiger. Die zegt dat Rome sterker is dan alle andere voorgaande rijken en dat dat betekenis heeft, een duiding in het zicht waarvan die geschriften van die gekke Daniël gelezen moeten worden. Wat een christen daarvan maakt, moet hij weten. Die gevolgtrekkingen moet hij privatim maken.

Daar treedt Rome niet in. Het vindt er wel wat van. Maar niet openlijk. Het vergt van de christenen hetzelfde. Op die voorwaarden kan Rome wellicht zakendoen met de christenen, maar ze moeten weten dat zij niet de enigen zijn die menen dat ze de waarheid in pacht hebben. Mochten ze aldus zich bereidwillig opstellen, dan valt er te praten met de landvoogden in de omgeving van Melito.

Dan kan de Keizer wellicht ook hun bereidheid tot gezagsaanvaarding aanwenden. Dan komt er orde en regelmaat in de publieke rechtshandhaving. En daarzonder vaart ook de christen niet wel. Graag bij retourmissive een onderwerp per document behandelen onder vermelding van het exhibitumnummer dezes en met vermelding van de afdoende ambtenaar of beambte SVP.