Tweefrontenoorlog

Zo moest moeder dus een tweefrontenoorlog voeren: een tegen de katholieke kerk en een tegen Hosni, die overduidelijk een Vijfde Colonnist bleek. Hosni ondermijnde de vrouwenemancipatie van binnenuit. Terwijl de kerk dat van buitenaf al deed. Dat viel haar niet mee. Ze werd er nog zenuwachtiger van dan ze normaal al was en reageerde dat flink op de gezinsleden af, óók al omdat de tentoonstelling in de Brabanthallen een ramp was gebleken. Geen wandkleed was verkocht. Geld had het allemaal wel gekost en daar wees de kostwinnaar dan ook omstandig op. En wist moeder wel dat de vader een geheiligde figuur was volgens de Kor-An? Die recht kon doen gelden op krokodillen, tarantula’s, duiven, bijenkorven, hengels, renfietsen, fototoestellen en filmapparatuur, duchtige reguliere ligging, voeding, bewassing en verzorging?  En zo ja, hoe dacht ze dan in dat verband haar takenpakket beter te implementeren?

Zenuwlijders kon vader overal krijgen en die overgang was een vrije tijdsbesteding die moeder maar in haar eigen tijd op touw moest zetten. Zo werd de sfeer enigszins grimmig, ook al omdat de drie kleintjes niet echt sociaal accomodeerden. Ze kostten geld. En de kostwinner zag niet direct dat zij te zijner tijd gelden zouden inbrengen. Hij koesterde verdenkingen nopens hun geestelijke vermogens. Wel maakte de oudste zekere furore bij Zuidelijk Toneel Globe. In een stuk van zekere Arrabal, gewijd aan de Keizer en de Architect van Assyrië. Geen touw aan vast te knopen voor een normaal mens. Roem was Frans’deel.  Maar, zo had het gezinshoofd uit het Eindhovens Dagblad menen op te maken, dat was vooral daaraan te danken of te wijten – dat hing van het standpunt in dat men te dezen wilde innemen – dat deze telg zich in verschillende fases van voortgezette ontkleding in het toneellicht had weten te spelen. De vraag blééf of dat kunst was. En het bracht niks op. Dat was zeker.

Kunst was waardeloos, dat zag je nu weer. Terwijl de blaag een nette kantoorbaan had kunnen krijgen bij de lampenfirma die ik nog steeds niet genoemd heb. Toneel kon lonend wezen, zeker, dat zag je nu maar aan André van Duin, óók herkomstig uit Rotterdam Oud West. Daar had de kostwinner menig olijk moment mee mogen beleven op de verrekijk, een guit was het. Maar dacht je dat de oudste in diens voetsporen wilde treden?  Geen denken aan. Dat kwam allemaal door Miep. Die maakte ook nog eens onbegrijpelijke gedichten in het parochieblad “Samen Een”. Het kerkbestuur had vooral zwaar kritiek gehad op het rijm met Pasen op de voorpagina. Daar was geen touw aan vast te knopen geweest. Dat ging over zelfrijzend bakmeel, luciferren, een flesje maggi, een peperkoek en een fles natuurazijn. Achteraf was gebleken dat de jongste zoon het boodschappenlijstje van moeder voor de SPAR abusievelijk in de lay-out van het blad had geplakt naast de tekening over het herrijzend licht in de deemstering bij het Heilig Graf. De progressieve jongerenpastoor Piet Robben had er later nog een ludieke draai aan gegeven in de Paaspredicatie, dat was deze flexibele geest wel toevertrouwd.

Maar helemaal tevreden was het bestuur toch niet geweest en het Bisdom had gemeend te moeten opmerken dat deze breideloze experimenten met de Openbaring niet zozeer gewenst waren. Zo zat moeder veel tegen, vooral toen voor het eerst ook een knobbel in haar rechterborst werd vastgesteld. Hosni placht zich daaromtrent niet te bekreunen en kloeg voort over de gebrekkige wasverzorging en het gebrek aan halal-eten. Vader meende dat moeder dat aan zichzelf te wijten had – dan had ze deze Islamiet maar geen blanco uitnodiging moeten verschaffen te zijnen laste – en verder wees hij er andermaal op dat in de Kor-An heel goede dingen stonden. Over vaders, hij noemde maar wat, iets wat onwillekeurig in hem opkwam,  en verder had hij ook veel op te merken over de gebrekkige wijze van schoonhouden van het trappenhuis.

Daar waren enkele dronken kunstartisten van zoon Frans naar boven geklost midden in de nacht, met veel poep aan hun schoenzolen die diep geprofileerd waren. Dat was misschien wel erg vrijgevochten en onburgerlijk, daar wilde hij vanaf wezen, maar hij was midden in deze kwalijk riekende stront gaan staan toen De Goudse des ochtends hem om half negen al aan de telefoon had geroepen. Gerard had aangenomen. En natuurlijk niet willen voorgeven dat vader al lang op die vroege ochtend ter inspectie naar de Acht Zaligheden was vertrokken. Het was een geniepig en verneukeratief baasje.