Twitterverbod

Constitutioneel is er wel wat af te dingen op het twitterverbod dat premier Schoof erdoor drukte tijdens de tumultueuze schorsing naar aanleiding van de retweet van minister van Welzijn en Volksgezondheid Fleur Agema. De minister retwitterde een berichtje waarmede zij er opmerking van deed dat Femke Halsema in 2009 ook wel enige zwarigheden had geopperd bij het Islamitische hoofddoekje van vrouwen uit deze volksgroep.

De groep van Islamieten, daargelaten of zij nu actueel die religie belijden of niet. Halsema meende in 2009 dat dat doekje onder omstandigheden kon wijzen op zekere onvrijheid bij de draagster betreffende zekere grondrechten en hun uitoefening. Dat retweet-bericht van deze minister veroorzaakte via Dassen en Jetten vervolgens een banjir van morele verontwaardiging over het feit dat Schoof te dezen niet “normerend” ingreep. Goed.

De voorzitter Bosma, die in dit rare debat merkwaardig weinig ingreep – hij liet bijvoorbeeld toe dat Esther Ouwehand achterin de Kamer opnieuw begon te roepen over racistische ministers in het kabinet-Schoof buiten de interruptie-orde om – nam de suggestie van Jetten op dat Schoof wellicht een schorsing zou willen om zich te beraden over deze retweet. Schoof reageerde dankbaar, aanvaardde dat interval, wenkte Agema en minister Klever achter zich aan, en verliet vak K.

Bleef een halfuur weg. Deelde de Kamer mede dat hij besloten had dat ministers niet meer twitteren zouden vanuit vak K over onderwerpen waarover debat gaande was. Agema zat er wat aangeslagen bij, blosjes op de wangen. De vraag blijft: waaraan ontleent een premier deze bevoegdheid? Aan het vergaderreglement van orde van de ministerraad? Maar die was juist net niet in vergadering bij een. Kan een premier een generiek twitterverbod opleggen aan bewindspersonen op basis van zijn staatkundige hoedanigheid buiten die ministerraad om? En kan hij bepalen dat dat geldt zolang de bewindspersoon in vak K zit of verwijlt? Voor alle onderwerpen die maar politiek relevant kunnen zijn? Stel: er is een watersnoodramp gaande.

De minister van Waterstaat zit in vak K. De media staan bol van een dijkdoorbraak via een Maasoverlaat. Ze reppen van acuut levensgevaar. Die minister in vak K weet dat die doorbraak er niet is en ook niet kan komen, omdat tevoren compenserende maatregelen zijn genomen elders. Dat twittert hij. Met gunstig gevolg: de paniek ebt weg, rijkswaterstaat onderschrijft de twitter en geeft details. Mag die minister dat nu niet meer doen wegens het hoofddoekjestweet-incident?

Ik noem maar wat. Ik bedoel: is dit alles nu wel goed overdacht? Weet Schoof wel wat hij nu uit de kast haalt aan verantwoordelijkheden? Ja, Dassen vond het prachtig. Jetten ook. Dit was reclame voor hun prachtige interventies. NPO zond het schorsingsmoment dus ook herhaaldelijk uit. Misschien komt er een denderende carnavalsschlager uit voort op de 11 november aanstaande inzet van het gekkenseizoen. Maar als dat een onderscheidend criterium wordt voor dit soort al te flexibel staatsrecht gemodelleerd naar personen en situaties en de legitimiteit ervan, begint het staatsrecht verrassend veel te lijken op een kansspel. Niet dat dat Dassen slecht uitkomt. Nieuwe ronden, nieuwe kansen. En misschien wordt hij straks toch ineens minister.