Verdragsposities in het interstatelijk vreemdelingenrecht

Vóór 1945 bestond er eigenlijk nauwelijks interstatelijk vreemdelingenrecht, en zeker geen reeks verdragsfamilies die daaromtrent supranationale waarborgnormen koesterden die lidstaten meteen nationaalrechtelijk zouden moeten uitvoeren. De Volkenbond hield zich met dergelijke direct werkende waarborgnormen, inroepbaar door het individu, niet bezig. Nauwelijks.

Sedert 1941 was echter in Europa een onafzienbare reeks immense volksverhuizingen gestart, te wijten aan de inval van Hitler in Sovjet-Rusland ter gelegenheid van zijn operatie “Barbarossa”. Gestart in juni van dat jaar. Tevoren had Hitler al bepaalde regionale aardverschuivingen in de naties veroorzaakt, onder meer doordat hij sedert het rampzalige Akkoord van München doende was Duitssprekenden “Heim ins Reich” te voeren sedert de onverhoedse bezetting van Memelland en van Tsjechië en later ook van Teschen en stukken Moravië.

Die “thuiskomers” mochten vooral gunstige agrarische gebieden gaan koloniseren en de oorspronkelijke bewoners moesten maar zien dat ze wegkwamen. Na 1941 ging Hitler deze demografische herstructurering intensiveren ten behoeve van de reconsolidering van zijn duizendjarig Rijk in Centraal-Europa. Nederlanders mochten zich aanmelden bij de agrarische Oostcompagnie en in de Ukraïne grote streken gaan bewerken via het regeringsapparaat van de landvoogd Rijksminister Seyss-Inquart.

In de tweede helft van dat jaar kwamen mensenmassa’s uit het bezette Rusland vrij als krijgsgevangenen van Hitlers veldtocht tegen de Sovjets. Maar ook als oorlogsvrijwilligers ten behoeve van nieuwe legioenen die Hitler bij de oostelijke ontplooiing van zijn legers wilde inzetten ter bezetting van het Russische achterland tot in Siberië. Miljoenen gingen in dit kader ook weer oostwaarts, waaronder de soldaten uit de legers die Berlijn kon gaan inzetten als aanvullingsonderdelen bij zijn campagnes ná 1941, zoals de armzalige Italiaanse bataljons, de hulpkorpsen uit Vlaanderen, Brabant, Noorwegen, Spanje, Frankrijk, Hongarije en Slowakije.

Deze aanvullingsonderdelen strandden doorgaans als krijgsgevangenen van Stalin reeds vóór de tankslag bij Koersk in 1943 en werden ook weer door de Sowjets oostwaarts gedeporteerd. In 1944 hield Eisenhower als opperbevelhebber van het geallieerde westelijke veldleger rekening met een stroom van ongeveer twaalf miljoen ontheemden en vervreemde personen (displaced persons) die hij vreesde in westelijke richting te krijgen, op drift, hongerig en ongeorganiseerd. Bij de conferenties van Casablanca en Jalta trachtte Roosevelt daarom met Stalin invloedssferen te definiëren waar de geallieerde overwinnaars zouden kunnen bepalen welke volken en naties daar hun thuislanden zouden moeten vinden — van vrijwilligheid zou daarbij geen sprake zijn en dus ook niet van enig nationaal zelfbestemmingsrecht.

Stalin was niet van plan zich aan enige afspraak te houden dienaangaande. Maar hij zag ter dege in dat zijn legers ook uitgeput raakten en dat hij nooit in Centraal-Europa in staat zou zijn een effectieve blijvende militaire Sovjetbezetting te legeren. Hij mikte erop dat hij zou kunnen doorstoten tot aan de Elbe. Daarna zou hij een aantal satellietstaten kunnen scheppen oostelijk daarvan, in naam nationale soevereine mogendheden die men later dan nog wel territoriaal zou deliniëren.

Die staten zouden zich aansluiten bij de Sovjet-Unie en daarmee een homogene communistische militaire alliantie sluiten. Churchill zag het met lede ogen aan. Hij doorzag deze salamitactiek. En hij zag in dat Roosevelt dat niet opbracht. Ná de conferentie van Potsdam startte Stalin nu een integrale repatriëringsstrategie. Daarbij beoogde hij alle volkeren die behoord hadden tot de Sovjetstaten terug te leiden in zijn invloedssfeer. Op basis van uitwisselingsprogramma’s met de zo wel georganiseerde Angelsaksen die een transportorganisatie hadden geschapen waaraan Rusland nooit zou kunnen tippen.

Stalin eiste dat allen die zich ooit krijgsgevangen hadden gegeven aan de As-mogendheden Duitsland, Italië, Hongarije en Japan, of die ooit bereid waren geweest om militair samen te werken met die mogendheden of feitelijk in enige industrie te werk waren gesteld – bereidwillig of niet – of overgegaan waren tot gezins- of familievorming met nationalen herkomstig uit die mogendheden tussen 1945-1948 over gebracht zouden worden náár Rusland. Via Odessa aan de Zwarte Zee. Dan zou hij, Stalin, op wederkerigheidsbasis, alle geïnterneerden, krijgsgevangenen, oorlogsvrijwilligers, te werk gestelden in de Russische oorlogsindustrie die de westelijke geallieerden zouden aanwijzen, ter beschikking stellen, ook weer via die havenstad, aan Het Westen.

Stalin zou dan niet vragen naar hun lot, bestemming of behandeling. Maar dan moest dat Westen dat óók niet doen. Aldus de arrangementen van Potsdam. Truman, de opvolger van Roosevelt, bij zijn santé niet op de hoogte van wat voor demografische puinhoop West-Europa was, parafeerde die en vroeg niet verder. Roosevelt was te schielijk gestorven. Truman kende deze uitwisselingsarrangementen niet. Hij begreep niet goed waar Stalin op uit was. Hij zat voornamelijk met de versnelde demobilisatie waarom het Congres steeds indringender vroeg. Wat er geopolitiek loos was, was Truman een raadsel. Hij besloot voorlopig de kont niet tegen de krib te gooien. Uitwisselen en verschuiven dus maar met die naties: de Europeanen hadden er een rootzooi van gemaakt en moesten het met Stalin maar uitvechten.

Dat leidde op die wederkerigheidsbasis tot de klakkeloze uitwisseling van mensenmassa’s waar we nu geen voorstelling van hebben en die nog steeds niet te kwantificeren laat staan te kwalificeren zijn. De mensen waren bij deze uitwisseling transporteenheden op cargolijsten. Zonder grondrechten, zonder identiteit, zonder persoonlijke levenssfeer. Daartegen reageren de humanitaire verdragen van Het Westen, gesloten tijdens of naar aanleiding van deze uitwisselingsstrategie. Eindhoven was daarbij een van de logistieke concentratiepunten. https://gerardstrijards.nl/de-verboden-stad/