Verloren-gevoel

De NIX-er liep verloren in de afbraak die de boomers achterlieten. De boomers waren goed in vernietigen ten eigen bate. Maar iets nieuws dat werkbaar was lieten ze niet zozeer achter: daar was het hen ook niet om te doen. De NIX-er kwam steeds vaker terecht in chaos die bewust gaande was gemaakt en gehouden. Het NIX-gezin zou dan ook vaak gebroken worden. De boomers bleven nog wel vaak bij elkaar vanwege de kinderen maar leidden ostentatief een eigen leven, waarvoor allerlei fraaie benamingen bestonden. De “seriële monogamie” was er een fraai voorbeeld van. Het verlaten huwelijk bleef uitvalsbasis, van waaruit steeds geëxperimenteerd werd met een eindeloos aantal partners die overigens verrassend op elkaar bleven lijken. Dat moest allemaal kunnen. Dat hoorde de NIX-er de boomers ook polemisch om zich heen sissen.

De NIX-er was daarom ook tot dat soort experimenten geneigd, maar zocht daarbij de ultieme grenzen op. De kwalificatie “borderliner” dook onder hen vaak op, vooral als ze veel bij het RIAGG kwamen in praatgroepen die elkaar voornamelijk een nieuwe depressie inpraatten. Er was door overbesteding door de boomers een langdurige economische crisis ingezet vanaf de tachtiger jaren met structuurloze vaak onvoorspelbare werkloosheden tot gevolg. De boomer kwam als interimmanager daarbij heilbrengend tussenbeide. Als een bulldozer. Of de beruchte meeuw die de vuilniszak openscheurt en dan krijsend het zwerk inschiet, een flats witte schijt uitstotend over zak, trottoir en voorbijganger. De boomer ging op in de vlucht van zijn soortgenoten die gokkerend hun aanvallen beraamden, hóóg in de grijze ijlheden van de wolkenluchten.

En de boomer stelde zijn eigen zijnswijze daarmee adequaat veilig. De NIX-er had zich keurig doen opleiden, was bereid aan te pakken, maar ervoer dat niemand op hem zat te wachten en vooral niet op mensen die naar zichzelf op zoek waren. Onzekerheid bleek troef, de samenleving niet maakbaar al bleef politiek links volhouden dat dat wel zo was. Maar dat het industrieel-militaire complex dat frustreerde. De NIX-er trapte er niet meer in. Hij zag de tronies van de boomers erdoorheen, die deze gemeenplaatsen jaren als gangbare spraakregeling had misbruikt. Met vrucht. Voor zichzelf. Daar was de boomer de barricades voor op gegaan. Zodat hij geramd zat. De NIX-er werd er moedeloos en onzeker van, want zijn loopbaan sloot niet aan op een vaste programmatuur. Terwijl de boomer juist wel met veel discipline was grootgebracht tot aan de midden pubertijd. Daarna walste hij als een molensteen door dat ragfijne spinnenweb heen. Zelf ving hij niets meer. Maar nodig was dat niet want er was voorshands voorraad genoeg. De NIX-er kwam daaraan niet te pas, maar leerde wel noodverbanden te leggen.

Het bleven doekjes voor het bloeden. In zijn structuurloos continuüm van tegenvallers beleefde hij dan ook vele stemmingswisselingen die hem vaak overweldigden. Houvast vond hij verder zelden in zijn directe leefwereld. Schaduwen van de dood schenen hem te omringen terwijl er niemand was die dat begreep. Komt het daardoor dat veel NIX-ers verkozen dat schemertoneel te verlaten of daartoe aanstalten maakten? Terwijl de boomers mistastten door een veel te positief zelfbeeld was bij de NIX-ers juist het tegenovergestelde gaande. Hun levensgang bleef instabiel. Maar ze konden dat tevens voortreffelijk camoufleren. Daarom bleven ze verwachtingen gaande houden waaraan zij nooit konden voldoen. Falen was niet toegestaan. Frustratie evenmin. Zelfvervreemding werd onontkoombaar. Maar de sociale omgeving kon dat niet zien. Dat verhinderde de NIX-er hoogstpersoonlijk. En doeltreffend.