Vijftiger jaren humaniteit

Na de conferentie van Potsdam van 1945, met uitwerkingsarrangementen tot 1946 bepaalden de overwinnende mogendheden hun onderlinge geopolitieke invloedssferen: de Sovjet-Unie, het Britse Verenigd Koninkrijk en de USA. Ze concentreerden zich natuurlijkerwijze op Europa, waar de verschrikkelijke veelvolkerenkrijg die we nu de Tweede Wereldoorlog noemen, startte. Truman was de zwakste broeder bij de onderhandelingen omdat hij weinig van Europa wist. En hij voer toen nog blind op de ambtsberichten die hij kreeg van George Kennan, die hem duidelijk probeerde te maken dat Stalin van plan was buiten de geopolitieke akkoorden zoveel mogelijk strategisch terrein in Centraal-Europa onder zijn beheer te krijgen via schijnconstructies.

Dat bleek alras toen Stalin enorme volksverhuizingen westwaarts op gang bracht mede om dat Westen flink te destabiliseren. Hij schrok er niet voor terug drie miljoen Sudeten-Duitsers uit de regio waar Tsjechië lag lukraak terug te drijven naar Duitsland, onder het motto “ze wilden toch zo graag Heim ins Reich?” Ook uit Polen, westwaarts gedrongen, loost hij massaal bevolkingsgroepen die dissident kunnen zijn. Maar hij had ook niet veel op met miljoenen Magyaren, Bessarabiërs, Moldaviërs, Georgiërs, Walachijers en Ukraïners want die hadden in zijn visie toch middellijk of onmiddellijk, zij het wellicht tijdelijk, gepacteerd met de Nazi’s. Verder waren Russische krijgsgevangenen die Stalin teruggeleid kreeg in zijn macht en die geïnterneerd waren geweest in Het Westen evenmin gelukkig als ze via Odessa getransporteerd werden naar Vadertje Stalin en zijn Kremlinkornuiten, waarbij Het Westen voorgaf niets te weten over hun noodlottige eindbestemming.

Massale terugdrijvingen dus, vaak via dat Westen begunstigd. Het Geneefse Vluchtelingenverdrag reageert daarop. Het stelt daarom bepaalde toelatingscriteria plichtmatig en verblijfsminima. Vooral nadat veel Tsjechen óók nog eens op de vlucht sloegen nadat Het Kremlin in 1948 in hun land een soort van verkapte communistische staatsgreep had weten te orkestreren. Veel Oostbloklanden werkten vervolgens mee, achter het IJzeren Gordijn, aan massale schijnprocessen tegen vermeende volksvijanden van de Sovjet-heilstaat. Churchill had dat alles zien aankomen, vanaf 1943.

In zijn Fulton-speech windt hij er op 5 maart 1946 in Missouri aan de Fulton universiteit geen doekjes om. Hier wordt de democratie bedreigd door totalitaire staatsterreur. Het Westen heeft hier een taak, al kan het deze problematiek niet eenzijdig adequaat oplossen. Het moet daarom voorzien in een opsomming van grondrechten en waarborgen van overheidswege voor allen die met recht en reden deze terreur willen ontvluchten. Dat resulteert in het Geneefse Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Londen zit daarachteraan, het neemt het voortouw en allicht dat het hier en daar Angelsaksisch van formulering is. Het is een uiterlijke verschijningsvorm van de Rule of Law die ook in deze wereldoorlog schijnt overwonnen te hebben. De geallieerden en hun staatsverbanden mogen zich daaraan, bij wege van tegenreactie, niet onttrekken en hun verantwoordelijkheden nemen. De gedachte is, dat de staten die ratificeren zich op de in deze verdragen gemarkeerde ijkpunten concentreren als common denominators.

Ze hebben daarbij ruime armslag en mogen tot gedifferentieerde implementatiemaatregelen komen, want, helaas, Het Continent kent velerlei merkwaardige rechtstradities, nogmaals helaas. Daaraan is niets te veranderen. Sprak iedereen daar maar Engels met Oxford-accent. Maar dat willen de Europeanen, eigenwijs als ze zijn, nu eenmaal niet. Helaas. De wereld zou zoveel beter kunnen. Het is er dus verre van dat Churchill aan deze staten zou willen opleggen hoe dagvaardingen postaal uitgereikt en betekend moeten worden.