Ursula wil een EUROleger op afbetaling en ook een defensiestrategie op krediet. De EUleden zijn voor die afbetaling en die strategie aansprakelijk volgens een nog nader te bepalen verdelingssleutel. Nu zullen die leden niet onmiddellijk hun aandelen in deze schulden kunnen delgen. Dat ziet Ursula in. En juist daarom die Bonds: de obligaties namens de Unie uit te geven. Daarmee krijgen de leden die hun aandeel niet direct kunnen ophoesten een zekere adem of armslag.
Want dan kunnen ze de sommen die ze op basis van die Bonds kunnen innen deze betalingen toch vervullen. Ze kunnen dan met de bank die de Bonds uitgeeft de annuïteiten afspreken die ze voor deze delging kunnen overeenkomen. Deze Bonds, zo vertel Ursula ons, geeft de Unie niet uit. Ben je gek. Neen: de Commissie geeft ze uit en stelt het circulatiebereik ervan vast. De Commissie besteedt wel de distributie van de Bonds uit. Daarbij houdt ze natuurlijk de kredietcapaciteit van de afzonderlijke lidstaten nauwkeurig en zorgvuldig in de gaten en laat ze ook inspecties doen. Het is, of Ursula denkt met gekken te doen te hebben.
En vermoedelijk is dat ook zo. Want de Commissie is het uitvoerend comité van de Unie. Zij is het exclusieve orgaan met interne en externe vertegenwoordigingsbevoegdheid op de kredietmarkt. De beruchte en befaamde apparent authority, de externe bindingsbevoegdheden. Dus is die Commissie verdomme de Unie. Maar als dat zo is, dan geeft die Unie ook de Bonds uit. En is zij voor gebrekkige delging aansprakelijk. En zal zij die aansprakelijkheid dóórberekenen aan de Unieleden, maar hoe en volgens welke sleutel: daar geeft Ursula’s plan geen inzicht in.
Zo is het ook gegaan met de toetreding van Griekenland. Precies zo. De sterke broeders in de Unie schetsten toen de toelating bedisseld werd, dat Griekenland notoir zwak en krediettechnisch onbetrouwbaar was. Dat was niet moeilijk. Het gaf zelf binnenskamer die defecten ook toe. Dat kon het ook niet nalaten, omdat de Drachme steeds maar in de vrille van hyperinflatie was geraakt de voorgaande decennia. Griekenland had al van oudsher een zwak economisch bestel met veel corruptie, politieke cliëntelisme, grote inefficiënte staatsbedrijven, een grote staatsschuld, veel ambtenaren en beschermde markten en beroepen.
De toetreding tot de Euro beperkte de klassieke oplossing van een flinke devaluatie van de munt en een sanering met gedeeltelijke kwijtschelding van de staatsschulden. Er zijn genoeg voorbeelden van landen die dergelijke pijnlijke herstelprocessen hebben meegemaakt. Formeel zouden de eurolanden elkaars schulden niet garanderen. Minder kredietwaardige landen zoals Griekenland zouden door de financiële markt gedwongen worden meer rente te betalen en hierdoor gedwongen worden bezuinigingen en hervormingen uit te voeren om het vertrouwen te herstellen.
In de praktijk ging de financiële wereld er echter toch van uit dat er een impliciete garantie van de Europa is voor de Griekse staatsobligaties. Hierdoor kreeg Griekenland toch bijna dezelfde lage rente als voor een Duitse staatsobligatie en groeide de Griekse staatsschuld. Het grootste deel van het geleende geld werd niet geïnvesteerd, maar gebruikt om lopende kosten en salarissen te betalen. Dat is het beruchte Griekse piramidespel geworden. Want op een gegeven moment begonnen kapitaalkrachtige Grieken en Griekse rechtspersonen ineens weg te vluchten met hun deposito’s naar Zwitserse en vooral Duitse commerciële banken.