Vulgaattaal

Voor de verspreiding van de christelijke geloofsleer was de uniformiteit van de taal waarin de Openbaringsteksten werden verspreid enorm belangrijk. The medium is the message, zei Marshall McLuhan. Het middel waardoor informatie tot je komt IS eigenlijk bepalend voor de strekking van de boodschap. Ik leerde dat voor het eerst in 1972 in de collegebanken van onze hoogleraar strafrecht, Cees Bronkhorst. God hebbe zijn ziel.

Ik begreep er niets van. Hoe kan nu het communicatiemiddel belangrijker zijn dan de boodschap die de informatiedrager overbrengt? Maar nu, nu internet de wereld tot een mondiaal dorp heeft gemaakt, ervaar ik de juistheid van deze zienswijze wel. Het medium heeft een inhoud fixerende, doordringende, zijnsbepalende en masserende werking. Het digitale mailverkeer dat ik moet aangaan dwingt mij dat te erkennen.  Al gaat het mij nog altijd te ver om in het medium zelf ook meteen de boodschap te zien.

De kerk, die in 476 vrij spel kreeg, na Romulus Augustulus onttroond te hebben – het verraad van de clercken dus – besefte dat zij het monopolie moest hebben op de inhoud van de Bijbel. De kerkvader Hiëronymus – Sint Jeroom, zeggen onze zuiderburen — van Stridon begreep al wat McLuhan ons eeuwen later trachtte diets te maken. Jeroom vertaalde de Bijbel, zoals de teksten daarvan in omloop waren in zijn tijd in het gangbare alledaagse Latijn van zijn dagen zo rond 400.

Jeroom  sloot dus aan, niet bij het deftige Latijn van de élite, het Algemeen Beschaafd Latijn zal ik maar zeggen, maar bij de taal die de gemiddelde Romein gebruikte in het immense rijk. Een soort middelmaat-Latijn, het volkse Latijn, het Vulgaire Latijn. Die bijbelteksten waren inmiddels verbasterd, met allerlei zinswendingen verbeterd, aangevuld  of geamendeerd.  Sommige teksten waren gesteld in ouderwetse wendingen of verwezen naar spreekwijzen die uit de mode waren.

Het was een krachttoer voor Jerommeke. Maar hij volbracht het, al weten we niet hoe en op grond van welke criteria. Hij bracht de Bijbel tot haar oorsprong terug. Ad fontes, tot de oorspronkelijke bebronning. Erasmus zou die toer later nog eens volbrengen. Hij zuiverde de Bijbel die vol misslagen stond die erin waren gebracht.

Door overschrijvers, die de wil van God wat duidelijker maakten dan er in de te kopiëren regels eigenlijk stond. Jerom – ik vond die stripfiguur overigens erg sympathiek toen hij nog Vlaams klapte — wilde dat iedereen die Vulgaatteksten nu zou gebruiken en geen andere. Verder wilde hij beslist dat alleen de priesters die Vulgaat zouden lezen. De gelovigen moesten geen gekke ideeën gaan hebben over gods heilsgeschiedenis. Zoals Hiëronymus die historie duidde, zo was het eigenlijk goed. Geen nieuwigheden erbij. Niks verzinnen.

Dat Vulgaattaaltje moest ook door alle beambten en ambtenaren binnen de rechtsorganisatie van de kerk gebruikt gaan worden. Zo werd de Vulgaat eigenlijk, om zo te zeggen, een Dikke van Dale. Het echte enige woordenboek dat wij voor het hedenlands Nederlands gebruiken. Het politieke correcte taaltje ook. Wie erbij wilde horen, sprak Vulgaattaal. Dat werd dus een exclusivistische spraakregeling, zoals die thans ambtenaren in Nederland via circulaires wordt voorgeschreven.

Mensen zijn kuddedieren, ze lopen leiders achterna, dus die Vulgaattaal, die wilde iedereen leren. Dat was weer het inclusivistische ervan. Er kwam daarom een algemene taalleer ervan. Hoe spreek ik Algemeen Beschaafd Vulgaats?  Waardoor je kon onderscheiden wie er echt toe deed en wie er maar bij hing. Dat doen taalvoorschriften altijd. Ze discrimineren. De makers ervan beogen dat niet, wellicht. Maar het is er altijd een noodzakelijk nevenkomend effect van. Dat wist Hiëronymus ook heel goed. De taal is het gans het volk, zeiden mensen die het Vlaams wilden propageren in de negentiende eeuw als officiële taal. Zo kom ik weer bij Jerom van Willy van der Steen.

En zo had Hiëronymus kunnen zeggen: de Vulgaattaal is gans de kerk. De kerk is de staat. Dus de Vulgaat is gans de staat. Wie de taal uit de Vulgaat niet spreekt is onstaatkundig. Hij hoort er niet bij. Hij is geen correcte. Geen goeie. Dat was ook het oogmerk van Hiëronymus. De bokken scheiden van de schapen. Of de geiten, als u wilt. In zoverre is taalkunde ook altijd een politieke vaardigheid. Hiëronymus had die nodig. Om orde te brengen in de ontplooiing van gods heilsplan. Want politici kennen dat plan. Vraag maar aan eurocommissaris Frans Timmermans.