Absolute rechtsinganggaranties

De Vreemdelingenwet-1965 had echt vooral ten doel de vreemdeling in het toelatings- en opvangtraject absolute rechtsingang te geven en te borgen ten aanzien van iedere overheidsbeschikking in die trajecten, ik zou bijna zeggen: tot in het overdrevene toe. Ook regimewijzigingen in het opvangapparaat, verplaatsing van centra, detentiemogelijkheden en de verlenging daarvan, de kwaliteit van stoffelijke buitengewone voorzieningen, alles kon via de Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen (AROB) oeverloos aangebracht worden bij de bestuursrechter tot en met de Afdeling Rechtspraak bij de raad van State, die daarvoor overigens totaal niet voor geëquipeerd was.

Toen de advocatuur ook nog in de gaten kreeg dat deze beroepsmogelijkheden doorgaans schorsende werking genereerden op de effectieve terugleiding en uitzetting en de wedertoelatingsbesluiten in de landen van herkomst liep die zaak redelijk uit de hand, al was nog geen sprake – zoals thans – van een absolute logistieke noodtoestand. Maar wel ontwikkelde zich de sport om tegelijkertijd náást de AROB-voorzieningen ook maar bij voorraad de burgerlijke kortgedingrechter in te schakelen in bijna alle zaken.

Al ging het alleen maar om de verplaatsing van het spijsloket in de transitruimten van de internationale luchthavenfaciliteiten te Schiphol en Zestienhoven. Of de halal-kwaliteit van het aangeboden voedsel. Of het feit dat met dezelfde dweilbezem of mop zowel de toiletten, badinrichtingen en keukens werden gereinigd. Toen de rechters in dat soort procedures ook nog gingen besluiten dat het verwijl in die transitruimten gelijk stond aan actuele detentie, waarvoor geen wettelijke grondslag bestond in een uitdrukkelijke machtiging aan de diensten die DVZ daartoe bezigde, was het hek helemaal van de dam.

En dat alles omdat de rechterlijke macht bezig was haar reputatie te schonen wegens het in de voorgaande blog gemelde lafhartige opstelling jegens de Duitse bezetter in de bange oorlogsjaren 1940-1945. Een overreactie. Want dat toetsingsarrest was eigenlijk steeds onbenoemd uit de kolommen der jurisprudentie die voor de advocatuur en de justitiabelen in de academische studie plichtmatig was verbannen geweest. Het arrest werd herontdekt, toen de Hoge Raad zijn honderdvijftig jarig jubileum vierde. En dat arrest kwam toen op de verrekijk toch wel even aan bod. Omdat de Hoge Raad zo hoog van de toren blies tijdens die feestweek en zich beroemde het plechtanker te zijn geweest van de nationale rechtsstaat.