Vorige week hebben we kunnen zien hoe in Amsterdam de totale anarchie kon regeren binnen de terreinen, gebouwen en gebieden waarover de Universiteit van onze hoofdstad meent te regeren als interne soevereine mogendheid. Met de volledige instemming van het Amsterdamse gemeentebestuur, kennelijk. Een instemming die medebrengt dat de burgemeester van deze gemeenschap eerst uitdrukkelijk toestemming moet krijgen van het universitaire curatorium voordat de politie enige dwangbevoegdheid mag aanwenden waarbij een zekere geweldpleging onvermijdelijk is.
Dat curatorium claimt daadwerkelijk een territoriale immuniteit op voor de rechtspersoon, het personeel, de studenten en hun introducees. Dat bleek overduidelijk uit de opstelling die de voorzitter van dat curatorium innam bij een soort vooronderhandelingen met activisten die pretendeerden voor de belangen van “de Palestijnen” op te komen. Die daarom zich voorzagen van een gelaatsbedekkende uitdossing en zich bedienden van het merkwaardige Esperanto-Engels dat voertaal is op de Nederlandse universiteiten.
Ja, zei die voorzitter tijdens een van de veelvuldige interviews die hij mocht geven ten behoeve van de Nederlandse Publieke omroep, lastig was het wel. Want die mensen met die Palestijnse shawls om hun hoofd en over de mond en kaakpartij, die waren zo moeilijk te verstaan hé? Hij had nog gevraagd of ze die gelaatsbedekkingen niet wilden afdoen. Maar nee, dat wilden die mensen niet. Ze wilden onherkenbaar blijven. Ja, wat moet je dan als president-curator? Daar leg je je dan bij neer, als je onderhandelt over het opbreken van barricades en het beëindigen van voortgezette vernielingen.
Ook als daarbij brandstichtingen niet worden geschuwd zodat gemeen gevaar voor goederen en personen dreigen. Daar had deze gezagsdrager wel bezwaren tegen geopperd. Maar die waren door de gemaskerden opzij gewuifd. Ze hadden tegengeworpen dat het Palestijnse Volk slachtoffer was van genocidale acties door Israël. En dat woog nu eenmaal zwaarder dan de zaaksvernielingen en de goederenbeschadigingen waarvan de universiteit bij monde van deze president-curator gewaagde.
Deze president-curator giechelde wel steeds, en heftiger en hikkender naarmate de interviewster duidelijker deed uitkomen dat ze niet goed kon begrijpen dat hij het gesprek met de degelijk gesluierden had voortgezet. Hij had te maken met studenten, dat was duidelijk, dacht hij. En dan moest die sluiering gerespecteerd worden, dat was toch ook meteen duidelijk?
Het opzettelijk brandstichten met gemeen gevaar voor personen en goederen is een zwaar misdrijf in ons Wetboek van Strafrecht. Artikelen 157 en volgende. Vooral als dat gevaar zich inderdaad verwezenlijkt. Dan kan je voorlopige hechtenis krijgen en in bewaring genomen worden. Maar, dat was ook echt wel erg duidelijk, dat wist de universitaire gezagsdrager niet. Het ging hem er toch echt om, dat hij opkwam voor de exterritorialiteit van de universitaire gebieden. Daar moest anarchie kunnen heersen.
Ook met gemeen gevaar voor goederen en personen. Dat moest kunnen. Gewoon. Dat zei men toch in 1968 ook bij de Maagdenhuisbezettingen? En bij die van de Katholieke Hogeschool Tilburg, onzaliger nagedachtenis? Toen moest dat ook allemaal gewoon kunnen. Weet je wel? Dat zei deze gezagsdrager niet. Maar dat was hem zonneklaar. Als redelijk denkend tolerant mens.