Bokitomanie

Zoals te verwachten was zwelt de stroom Bokitocondoleances, rouwvertoningen en funeraire ostentaties aanmerkelijk aan, nu het heengaan van deze mensaap tijdens de niet al te zonnige Paasdagen breed is kunnen indalen in evenmin lichtdoorvonkte bovenwoningen in de ganse Randstad. Het is een belangwekkend maatschappelijk verschijnsel in een gewricht dat de media in navolging van sommige aanhangers van de D66-religie hardnekkig transitionele overgangstijden zijn gaan noemen. In Rotterdam verschijnen thans de posters met een hartverscheurend memento aan de diepbetreurde hoogst viriele volksleider van de mensapen in de gaarde die genoemd is naar de wijk Blijdorppolder.

Bij de directie van gezegde tuin komen thans de stromen condoleancekaarten, rouwknuffels, kransen en ex voto’s in massa binnen maar ook de handgeschreven gedichten die de diepste zielenroerselen verraden van vrouwen die de overgang niet geheel kreukloos en onbezwaard doorstaan hebben. Het lijkt mij daarom geraden aan de Erasmusuniversiteit een bijzondere leerstoel te vestigen in de studie van de Westerse Bokitopologie, niet ongelijk aan de strekking van de leeropdracht verbonden aan de stoel van de Westerse Antropologie die vooral in den lande sedert de negentiger jaren van de vorige eeuw grotelijks furore maakte.

Wat is eigenlijk het achterliggend Westers mensbeeld dat hoort bij de persoon die in Bokito een existentiële exclusieve levenspartner kon zien? Wat drijft deze persoon? Wat mist hij in de categorie partners die daarvoor doorgaans naar algemeen toegankelijke ervaringsregelen in aanmerking zouden moeten komen? Het zou veel over ons zelfbeeld, dat van onze hoog gestructureerde maatschappij en onze sociale stratificaties kunnen leren, terwijl de post dagelijks nieuwe bekroningen aanvoert per zakken bij het directiekantoor van de gaarde. De eerste promovenda – liefst inderdaad een wat belegen vrouw die weinig erotisch divertissement te wachten staat uit anderen hoofde – zou aan het beursprofiel moeten voldoen dat hoort bij het fonds dat onderzoeksgelden fourneert.

Het is niet direct iets voor het Historisch Genootschap Roterodamum, dat toch ook heel bijzondere subsidies in vergelijkbare sectoren weet op te hoesten. Het lijkt mij iets voor de gemeente Rotterdam zelf – die ook heel uitmiddelpuntige projecten zwaar faciliteert – en het aloude Bataafsch Genootschap voor de Proefondervindelijke wijsbegeerte, dat ook een experimentele vuurmachine subsidieerde – de Blijdorpse polderstoommachine die gezegde bekweldering moest droogleggen – die wegens bestendige lekkages en oncompenseerbare overdruk niet kon werken. U vindt het monument van die aanbesteding nog in het plantsoentje tegenover de oude hoofdingang van Diergaarde Blijdorp. Komaan, nadat we leerstoelen in de feministische theologie, de vrije tijdskunde, het horecamanagement en de corricospinale gangliën van geleedpotigen hebben doen schragen door financiële giften van semipublieke stichtingen die inspeelden op de nieuwere tijdsgeest die waait waarheen hij wil, moet dat mogelijk zijn.