Brabantse Sinterklaas en zijn Moren

Franciscus Sonnius was een echte Brabo, geboren in Son in 1507. Zijn familiedynastie luisterde naar de naam Van der Velden. Het waren meestal welgzeten eigenerfde boeren, molenaars met eigen windvangrechten, textielnijveraars en kooplieden. Sonnius werd dus met de gouden lepel in de bek geboren. Hij leerde dat hij vóór alles hogerop moest zien te komen. In zijn tijd was dan een priesteropleiding binnen de Alleenzaligmakende Kerk van Rome aangewezen. En daarna, na het verwerven van een Leuvens licentiaat in de moraaltheologie of het canoniek recht, een aanstelling als commies bij de rijksregering te Mechelen of Brussel. Fransje greep naast zijn vaderlijk erfdeel in de agrarische gronden te Son.  Dat ging geheel naar de oudste broer, zoals gebruikelijk was. Voor commercie had hij weinig aanleg. En ambachtelijke handigheid bezat hij evenmin. Dus werd hij ambtenaar met kruinschering. Hij begon als schrijver. En klom al spoedig op tot referendaris.

Hij was een eigengereide en zelfbewuste bureaucratische carrièremaker in dienst van Philips II, de koning van Hispanje en de Lage Landen. Sonnius hield zich aan de geldende spelregels en liep keurig in het gareel. Dat was gericht op een sterke administratieve concentratie bij het Monarchale Hof van Keizer Karel V. Karel V wilde voorzichtig inpalmen.  Diens wat ongeduldige zoon, Philips II, wilde, met voorbijgaan van de steden die uiteindelijk de welvaart van dat moment genereerden, een absoluut en theocratisch centralistisch gezag vestigen in die Landen.

Daartoe introduceerde Philips een nieuw belastingstelsel. Waarbij hij de rijksten in den lande en de adel niet ontzag. Hij wilde het oude systeem van de forfaitaire tienheffingen op veldoogsten en vee afschaffen. Hij wilde vooral directe belastingen.  Het nieuwe stelsel voorzag in een systeem van progressieve inkomsten- en vermogensbelastingen, te innen door een centrale, vanuit Madrid onmiddellijk aanstuurbare, rijksbelastingdienst. Om die dienst te bemensen reorganiseerde Philips de ambtelijke organisatie van zijn rijk.

Destijds was een koninkrijk een theocratie. Een Koning regeerde bij de Gratie Gods. De Katholieke God. De ambtenaren waren doorgaans geestelijken. Omdat Philips’ omvangrijke reorganisatie geweldige loopbaanperspectieven voor managers bood, waren veel ambitieuze knapen bereid geestelijke te worden. Daaronder dus Sonnius. Die ging door roeien en ruiten. Dat was te Madrid bekend.   Hij was uit op een hoge benoeming bij een soort voorloper van de Europese Unie: veel verdienen en macht uitoefenen binnen een gigantische centrale overheidsdienst zonder enige bekommernis om democratische legitimatie. Sonnius ging in Leuven aan de katholieke universiteit theologie studeren in 1528 en bekwaamde zich vooral in het kerkelijke staatsrecht van die dagen.  Dat leerde dat een Monarch door zijn zalving van Godswege buiten en boven het menselijke positieve rechtssysteem stond. Tegen zijn beschikkingen en wetsbesluiten stond nimmer hoger beroep open. Wetten waren voor de onderdanen.

Sonnius werd aanhanger van de leer van de staatstheocratie: de gedachte dat tussen kerk enerzijds en staat anderzijds juist géén waterscheiding kon en mocht bestaan. En dat, ter rechtvaardiging van het absolute soevereiniteitsrecht van de koning als wereldlijk vorst. Het recht om de publieke rechtsorde samen te stellen, ook in de verhouding tot andere mogendheden, staten en naties zoals het Ottomaanse Rijk dat sterk in opmars was en West-Europa direct bedreigde via de Balkan.

Het rukte op via Walachije tegen de Poolse Koningen die toen een immens rijk hadden in centraal Europa. Zou de sultan van Istanbul dat rijk overmeesterd hebben, dan zou hij zich tegen de dynastie van de Habsburgers richten. Deze keizersfamilie zou dan massale veldlegers moeten kunnen mobiliseren. Ze had dus geld nodig. Veel. Via directe heffingen en niet via bedes aan de steden die daarop wel of niet goedgunstig beschikken konden. De monarch als gezalfde Gods. Van rechtswege niet onderworpen aan juridische principes die zijn staatsalmacht konden beteugelen of beperken. Het droit dévin.

Het van God gegeven recht zich niets van menselijke rechtsbetrekkingen aan te trekken. Sonnius verdedigde dat absolute goddelijke recht bekwaam in allerlei academische geschriften. Hij werd daarom al spoedig een hooggeplaatst rechterlijk magistraat in rijksdienst. Met als opdracht personen op te sporen die zich tegen deze van God gegeven ordening verzetten. Ketters, duivelstrawanten of protestanten. Een voorzitter van Sondergerichten. Seendgerichten, zoals men dat toen noemde. Met de rode bonnet van de inquisiteur. Het zou hem de Brabantse Sinterklaas van de eeuw maken.