Christelijke schismata

De betekenis van en de liturgische ritualistiek rondom kerstmis werden uiteraard in belangrijke mate bepaald door de scheuringen in de christelijke rechtsorganisatie die opgezet werd te verspreiding van de geloofsleer. Je kunt betreuren dat zulk een organisatie noodzakelijk geacht werd. Maar nadat het christendom door keizer Constantijn bij het Edict van Milaan in 313 was aangewezen als staatsgodsdienst was onontkoombaar dat deze geloofsleer in hoge mate gepolitiseerd werd. Ze werd onderdeel van een actuele staatkunde rondom de jurisdictie-aanspraken van de Romeinse keizer die bijna naadloos werd opgevolgd door de bisschop van Rome, die de eerste onder de apostelen pretendeerde te zijn.

Een edict is een wetsbesluit van het staatsgezag. Een verbindende regeling binnen het Romeinse rijksgebied. Waarvan de rechters en wetstoepassers de innerlijke waarde niet (meer) mogen beoordelen. Dat besluit werd bij een diplomatieke circulaire bekend gemaakt aan de gouverneurs in dat rijk. Maar de keizer zelf was inmiddels naar de Balkan verhuisd, naar de  hoofdplaats Byzantium, die nu verder Constantinopel heette. In het edict stond niet veel méér, dan dat de christenen nu voortaan in het hele rijk met rust gelaten moesten worden. Ze mochten niet langer gediscrimineerd worden. Ze konden rustig om naturalisatie vragen als Romeins burger. Hun goederen mochten niet langer zomaar onttrokken worden aan het verkeer of verbeurdverklaard. Daar was minstens een gerechtelijke eindbeslissing voor nodig.

Er staat niets in dat wetsbesluit over de inhoud van de geloofsleer. En ook niet over het gezagsbereik van de paus. De regering van Constantijn en diens opvolgers kwam er spoedig achter dat zij in het oostelijk deel van het Romeinse rijk met heel andere mensen te maken had dan in het westen. Het waren Slaven, afkomstig uit het Verre Oosten, door de immense volksverhuizingen westwaarts opgeschoven. Indo-Germanen, zou je kunnen zeggen. Al is die term nogal negatief belast sedert de nazi’s aan de Edda een heel rare interpretatie gaven.

Deze Slaven hadden een heel andere opvatting over de heilsgeschiedenis van de mensheid dan de westelijke Europeanen. Ze bleven gehecht aan een opdeling van de stoffelijke werkelijkheid in goede en kwade krachten die elkaar constant bestreden. God de vader liet die strijd toe. De zoon was wel een bemiddelaar tussen vader en de strijdend mensheid. Maar een god was hij niet. Hij kon alleen maar, soms, gods genade inroepen als mensen weer eens miskleunden in deze strijd. De vader kon ingrijpen. De zoon kon er slechts om verzoeken.

Zo legden de Slavische godgeleerden de geloofsbelijdenis van Nicea in de versie van  325 uit. De zoon was een voortreffelijk, superieur en ethisch volmaakt menselijk wezen. Maar hij blééf toch mens. Afhankelijk van de erkenning door mensen en slechts door die erkenning onderdeel van de heilsgeschiedenis. Dat betekende meteen dat zijn geboorte in moraal-theologische betekenis daardoor andere dimensies kreeg. De nadruk bij deze betekenisbepaling ging liggen bij de bevestiging dóór menselijke ooggetuigen dat die geboorte voor de historische opgang van de mensheid naar het laatste oordeel een nieuw, beslissend begin was. Vandaar dat deze Slavische gemeenschappen grote waarde gingen toekenning aan de aanbidding van het jesuskind door de Wijzen uit het Verre Oosten. Magiërs waren dat, erkende geleerden van universele naam en faam.

Zij kwamen dat kind herkennen als bevestiging dat god de vader bekommerd was om zijn mensheid. Daarop kwam een grote nadruk te liggen in het oostelijke rijk van het Romeinse imperium. Daarover werden grote en mooie en romantische verhalen gecomponeerd die van generatie tot generatie werden oververteld en uitgesponnen. De wijzen zagen in het kind een goddelijke interventie. Maar een god was dat kind niet. In het westen werd dat laatste nu juist een onderdeel van de geloofsleer. De kerstverhalen, de zang der engelen en de adoratie van de herdertjes op de velden rondom Bethlehem en het armelijke stalletje werden daar anders door. De evangelische duidingen werden in het westen anders dan in het oosten. En dus ook het kerstfeest als liturgisch gebeuren. De christenheid zou daardoor in tweeën gescheurd worden.