De negentiende -eeuwse positiefrechtelijke West Europese juristen gingen dit systeem verder uitwerken dat voor de hand liggend voordelig voor hen was daar de Europeanen doorgaans gedoopt bleven al deden ze steeds minder aan de actuele uitoefening hunner belijdenissen. Immers, als de basis-werkhypothese is, dat alleen christelijk gedoopten perfecte rechtssubjecten kunnen zijn in het interstatelijk verkeer en alle anderen niet, dan zat en zit de Europeaan tot op heden doorgaans aan de goede kant van de rechtsbeschermingen die hun staten nog steeds over hen uitstrekken.
Waar ze zich ook bevinden, die Europeanen. En wat ze ook gedaan hebben en nog op hun onderscheidenlijke kerfstokken hebben. Dat was het systeem dat de Britse minister Castlereagh ging consolideren in de lente van 1815 te Wenen bij de langdurige conferentie ter restauratie en herrangschikking van de staatsordeningen in het Avondland. Castlereagh maakte verder niet veel werk van de aanname dat alleen christelijk gedoopten volwaardig aan het internationale verkeer konden deelnemen, want de Anglicaanse doop leverde in ieder geval de vrijbrief op voor onbeperkte toegangsverschaffing tot alle gebieden waarover de Britse doorzettingsmacht zich effectief kon uitstrekken.
Dat kwam omdat de transoceanische Britse marine oppermachtig was en omdat ten aanzien van Britten het personaliteitsbeginsel onbeperkt actief en passief toepasselijk was en bleef. Dat zou pas na 1945 anders worden. De Russische Tsaar was dat principe eigenlijk ook wel toegedaan omdat het christelijke Slaven goed kon uitkomen, maar aangezien hij niet een dergelijke marine tot zijn beschikking had, wilde hij middels de Heilige Alliantie toch dat personaliteitssysteem wat nuanceren.
Hij had wel een enorm mobiel Veldleger tot zijn beschikking nadat Napoleon definitief naar Elba was verbannen, maar logistiek was dat niet goed in verwoest Europa te dirigeren. Dat zag Whitehall ook in. En verder lagen de Russen ten hove niet best. De vorsten uit Hannover hadden wat tegen hen, uit een ver verleden, wegens de diverse Poolse verdelingen die Sint Petrusburg had weten af te dwingen en de verschuivingen westwaarts van de rompstaat het (Groot)hertogdom Polen ten nadele van de Duitse Rijnbond, waarvoor Hannover had moeten opschikken.
Castlereagh sloot dus niet aan bij het eedsverbond van de Heilige Alliantie, de borging ervan overlatend aan Pruissen, Koninklijk Frankrijk, Keizerlijk Oostenrijk en trok de Engelsen terug in hun splendid isolation. Ze gingen nu, wat hem betreft, de voordelen uitbatend van de eerste Industriële Revolutie, pas flink concurreren op de wereldmarkt, want het Verenigd Koninkrijk had alles bij elkaar flink wat edelmetaal en deviezen nodig. Het had gewonnen. Maar tegen heel wat kosten.
Castlereagh verdeelde nu Westelijk Europa zo in staatjes, dat ze geen echte gevaarzettende concurrentie konden plegen via handelsverdragen en consulaire capitulaties met heidense mogendheden. En daar was dat onderscheid tussen Christenheid en Heidendom zeer behulpzaam bij omdat Whitehall aldus precies kon bijhouden welke West-Europese staat consulaire betrekkingen ging aanknopen met welke heidense vorst. Omdat daarvoor immuniteitsposities nodig waren, waarbij tenslotte altijd de militaire interventies van de Britse marine, letterlijk van alle markten thuis, doorslaggevend bleken.
Wat Whitehall niet gunde, bleef feitelijk ongegund. Wie dan nog durfde te koloniseren was letterlijk aan de heidenen overgeleverd. Nederland keek wel uit. Om maar eens een voorbeeld te noemen. Het koloniseerde alleen maar met machtiging van Londen. Op basis van het onderscheid tussen Christenheid en Heidendom, waarbij de heidense contractanten per definitie aan het kortste eind trokken.
Zo had de verdringing van de besnijdenis door de doop merkwaardige gevolgen, dat zou de tweede helft der negentiende eeuw uitwijzen. Voor de kolonisatoren en de gekoloniseerden. De Krimoorlog van 1853-1854 zou er de eerste resultaten van openbaren, vooral aan Frankrijk, dat als geallieerde van de Britten zich in dat avontuur had gestort zonder te weten waarop het uit was. Dat zou het vaker gaan doen. Gallische hoogmoed.