Constitutionele waarborgen voor rechtmatig verblijvenden

Willem, de soevereine vorst, die in november aanlandde in Scheveningen, had als voornaamste zorg hoe de westelijke geallieerden tegen Napoleon, Keizer der Fransen, het hem toe te scheiden grondgebied van zijn rijk zouden definiëren. Het zou een geografische definitie zijn. Naar oppervlakten in vierkante kilometers. Iedereen die binnen dat gebied rechtmatig zou verblijven, zou de gunsten van de nieuwe publieke rechtsorde die Willem dacht te vestigen, genieten. Dus: een staatsregeling met dat soort gunsten of rechten zou gelden voor hen die binnen dat gebied rechtens mochten vertoeven. Alleen zij, met wier bestendig verblijf Willem akkoord was, mocht als Willems onderdaan gelden. Die onderdaan zou Willem bescherming bieden tegen delicten, tegen invallen, tegen bedelaars, tegen overstromingen. En die onderdaan, mits hij rechtmatig resident was naar verdrag en wet, kreeg toegang tot overheidsvoorzieningen. Daarvan waren er maar weinige. Die tegen armoede uit hoofde van een Armenwet, en die van algemeen lager onderwijs, maar dat was het wel. Was de onderdaan hier geboortig, dan was hij nadien rechtmatig hier. Maar wie uit het buitenland hier kwam, moest eerst in het buitenland een machtiging tot voorlopig verblijf aanvragen bij de Nederlandse consul. Dat document moest hij vertonen bij grensoverschrijding. En anders was hij een illegaal. Een rechteloze. Hij moest lawful resident zijn. Zo niet, dan was hij onbeperkt uitzetbaar. Zo zat Willems vreemdelingenregeling in elkaar. Rechtens moest men als vreemdeling een paspoort kunnen tonen. Daar werd niet veel naar gevraagd. Maar de vreemdeling moest een lassez paisser kunnen overleggen ondertekend door de bevoegde consul. Alle publieke wetsbesluiten van Willem gaan daar van uit. En sommige gelden nog. Zonder toelating rechtens geen onderdaanschap. Dus geen verblijfsrecht. Rechtens.

Rechtens: volgens het publieke recht van dat rijk. Binnen dat gebied barstte het nog steeds van Franse bezettingstroepen en door Fransen gevangengenomen krijgsgevangenen tezamen met vreemdelingen die met de wijkende Franse legertrossen westwaarts waren getrokken op de vlucht voor de woest op hen in hakkende Russische Kozakken en Pruisische cavaleristen. Willem was daarvoor in Londen ter dege gewaarschuwd. Whitehall wist verrekte goed dat het aan Willem een bijna failliete territoriale boedel toescheidde. Hij zou geld krijgen bij door Groot-Brittannië gegarandeerde leningen om dat grondgebied in staat van militaire defensie te brengen.

Tegen Napoleon, die zich op dat moment nog lang niet liet kisten. Willem bekommerde zich nu vooral om een toescheiding waarbij hij eigenlijk het totale Rijnland zou krijgen en misschien een stukje Westfaals gebied. Omdat dat een protestantse regio was, waar belastingheffingen makkelijk zouden zijn, want die leningen moest hij wel terug betalen met rentes. Zijn constitutionele regelingen van 1813 waren daarop afgestemd. Pruisen echter, zo bleek, wilde zelf dat protestantse gebied op de linkeroever van de Rijn hebben. En omdat Londen die Pruisen tegen Napoleon nodig had, wilde Londen deze militaristische natie die een slagvaardig mobiel veldleger had, contenteren.

Daarom kreeg Willem de Zuidelijke Nederlanden erbij, om daar dan belastingen te kunnen heffen. Aan de inwoners daarvan werd eigenlijk verder niets gevraagd. Daar was ook geen tijd voor. Willem liet een man die veel studie had gemaakt van grondwetgeving op deze basis een Grondwet maken, geldend voor Noordelijk en Zuidelijk Nederland: van Hogendorp. En ook die breidde de reikwijdte en heerschappij van die Grondwet met de waarborgnormen met slechts uit  tot de rechtmatig verblijvenden binnen dat territoir. Om dezelfde redenen. Omdat in  België ook allerlei gespuis rondhing dat er eigenlijk niet hoorde te zijn. Tengevolge van de volksverhuizingen die Napoleon op zijn geweten had. De Grondwet geldt voor toegelatenen. En niet voor illegalen, of ze nu statushouders heten of niet. Dat is ook wat Wilders wil. Als ik hem goed begrijp.