Wilders heeft, wat het immigratiebeleid dat hij wenselijk acht, zich steeds uitgelaten in goed in het gehoor liggende korte volzinnen of spreuken. Maar dat Nederland primair een territoir is waarbinnen Nederlanders maximale positieve rechtsbescherming zouden moeten bezitten op alle terreinen van actieve plichtmatige overheidszorg zou wellicht de maxime – de samenvattende rechtsspreuk die tevens rechtsnormatief principe is – zijn die aan Wilders’ bedoelingen het meest adequaat uitdrukking en stem geeft. Nederland voor de Nederlanders, waarbij Wilders overduidelijk ook diegenen bedoelt die bij wetsduiding met Nederlanders gelijk gesteld moeten worden. Dat bedoelen de Vlamingen ook met de kreet “Eigen Volk Eerst!”
Met “Nederlanders” bedoelt Wilders dan in deze context: diegenen, die op basis van het territorialiteitsprincipe de hoedanigheid van nationaal toekomt ingevolge de in het Rijk in Europa geldende rijkswetgeving omtrent het Nederlanderschap. Met het territorialiteitsprincipe doelt men in deze context: het feit van de geboortigheid binnen dat geografisch gedefinieerd rijk, dat, wegens het koloniaal verleden van die staat mede de in het Caraïbisch zeegebied gelegen archipelgroepen omvat, die dat rijk ooit rechtmatig gekoloniseerd heeft. Wilders heeft dit allemaal nooit zo kenbaar gemaakt, met deze technische en daarom slecht in het gehoor liggende nuances.
Allicht niet. Hij stond steeds kiezers te werven onder dat Nederlandse volk. Hij stond geen colleges staatsrecht of nationaliteitsregelingen te geven. Hij richtte zich daarbij, zonder dat uitdrukkelijk aan te geven, tot een doelgroep die vermoedelijk aan dat territorialiteitsbeginsel kon beantwoorden, mét het daarbij behorende gelijkstellingsarrangement over de nationaliteit, want ook hij erkende dat bij wetsbesluit bepaalde personen de hoedanigheid kon worden gegeven dat zij gelijkgesteld werden met die Nederlanders, zonder het ook echt naar etnische herleiding, geografische herkomst, repatriëringsregelingen bij wetsbesluit of grensverleggingsbesluiten op verdragsbasis echt te zijn naar geboorte.
Daarmee sluit en sloot Wilders aan bij op dit punt voorziene grondwettelijke regelingen van 1798, toen de eerste Nederlandse grondwet van kracht werd tijdens de interimperiode van de Bataafsche Republiek, de Grondwet van 1813, die van 1814, 1815, 1840 en 1848. Nadien, na 1848, werd dit punt gecompliceerder, omdat toen Nederland bezig was effectieve controle te verwerven over zijn immense koloniale bezit over onbekende archipelgroepen in Het Verre Oosten. Dat alles bracht Wilders niet naar voren, zeker. Dat deden zijn politieke opponenten evenmin. Te ingewikkeld. Voor iedereen. Ook voor juristen.