De Pauselijke Bulla van 8 maart 1853 was provocerend en uittartend geformuleerd. En dat was geen toevallige stommigheid van de Pauselijke dienst voor buitengewone zaken van het Staatssecretariaat. Daar was echt over nagedacht. Pius IX was overtuigd dat hij het primaatschap van Petrus in westelijk Europa effectief kon herstellen. Hij had er reden toe. Napoleon III was net keizer geworden van Frankrijk. Hij had te kennen gegeven, dat er best te praten viel over de aloude privileges van de rooms-katholieke kerk betreffende de leiding over en de inrichting van het onderwijs in Frankrijk. Maar óók betreffende de Armenzorg en de Volksgezondheid, het Cultuurwezen en het Academisch wetenschappelijk onderzoek in het publieke domein.
Verder waren de onderhandelingen over de samensmelting van de Anglicaanse staatskerk in het grote Britse Rijk zeer succesvol gaande in het voordeel van Rome. Belgische prelaten waren daarbij betrokken, waarbij de volksdichter Guido Gezelle optrad als tolk in het Engels voor de Vlaamse delegatie die daarbij bemiddelde. De Belgen dachten dat een amalgaam mogelijk was onder Rome. Met Oostenrijk-Hongarije waren eveneens vergaande besprekingen gaande over dat primaatschap op de Balkan. Om de geopolitieke expansie van de Tsaar Nicolaas I af te dempen in de richting van het westen. Nicolaas had weer eens een Poolse opstand bloedig neergeslagen en een Russische politiestaat gevestigd. In het hertogdom Warschau.
Pius IX dacht dat nu de tijd rijp was om ook de Lage Landen op te nemen in de bisschoppelijke hiërarchie. Die welke georganiseerd was conform het Concordaat van 1559, gesloten tussen de Spaanse Koning Philips II en de Heilige Stoel. Als dat zou lukken, was het machtsbereik van eeuwig Rome misschien weer te herstellen naar de toestand van vóór de tachtigjarige oorlog! Daarom repte de Bulla van herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Herstel! Want de Nederlanden waren immers, zo zei de Paus, gelukkig bloeiende geweest onder die administratie van de katholieken. Aan dat geluk had de reformatie bloedig en jammerlijk een einde gemaakt, weedom brengend onder de gelovigen die tot de diepste jammeren waren verzonken onder de harde hand van de ketters.
Thans was daar de omkering der tijden nakend die deze smarten zou minderen, reeds omdat koning Willem II zo welwillend gestemd was jegens het enig ware zaligmakende geloof. Daarom zou de Paus een aartsbisschop in Utrecht doen zetelen. Utrecht! De plaats waar de Noordelijke Nederlanden in 1579 hun defensieve militaire alliantie hadden gesloten tegen Philips II. Welk een vreugde zouden de Nederlanders daarin scheppen. De protestanten waren razend. Ze organiseerden een petitionaire beweging. De petitie aan de Kroon werd meer dan vijftigduizend keer getekend. De protestanten richtten weerkorpsen op die met militaire exercities startten in de grote steden. De werkgevers ontsloegen katholieke arbeiders met honderden. Katholieke voormannen werden belaagd in hun woningen. De koning werd verzocht de staat van oorlog of beleg af te kondigen. En Willem III vond het prachtig. Hij kon nu die vervelende professor eens een beroerd half uurtje bezorgen zei hij grijnzend.
Thorbecke ging de laan uit. Het was allemaal zijn schuld. Thor ging de eenzame barre woestijn binnen, als een roepende die in eigen stad niet verstaan wordt. We zien zijn karakteristieke gestalte in de Tweede Kamer in de groene bankjes van de afgevaardigden, links van de regeringstafel. Op de politieke prenten zie je zijn wrange glimlach precies weergegeven. Hij was een pario. Zijn constitutionele droom was aan barrels geslagen. Zijn betoog was, dat de Paus ook geen toestemming had hoeven te vragen voor deze wederoprichting. Het recht van godsdienstoefening was immers vrij? Maar niemand wilde luisteren. Veel te leuk om Thor te pesten. De kranten haalden de gevoelige man flink door het slijk. Thor kon niets goeds meer doen. De man was een landverrader. Hij wilde Nederland overgeven aan Napoleon III.