De conferentie loopt steeds achter de feiten aan

De mechanische en industriële ontwikkelingen in de oorlogsindustrie waren zodanig snel, dat de verbodsnormen die gecodificeerd werden al technisch verouderd waren op het moment dat ze in eerste lezing in de vergaderingen circuleerden. Daar had je bijvoorbeeld het verbod op  bombardementen vanuit luchtballons. De delictsomschrijving repte van het werpen van tijdend de neervlucht ontplofbare projectielen. Nadat daarover consensus was verkregen in de redactiecommissie kwam er een afvuurapparaat in zwang. En er kwamen motorisch voortgedreven zeppelins, luchtschepen, die van een soort stuurinrichting waren voorzien. De bommen weden van vertraagde ontstekingen en schokbuizen voorzien, zodat de ontploffing plaatsgreep nadat de bom zich in een oppervlakte of gebouwelijkheid had geboord.

Dat was dan allemaal weer niet met zoveel woorden voorzien in de delictsomschrijving. Dus was het, gelet op het legaliteitsbeginsel, niet strafbaar om deze explosieven te werpen. Want aan dat beginsel met het daaraan verbonden interpretatieverbod van analogie wilde iedereen vasthouden. Toegevoegd werd nu de zinsnede “op vergelijkbare nieuwe wijzen van werpen” of “vergelijkbare (dergelijke) bezigingen”. Maar dan haakten staten toch weer af, want dat was allemaal toch weer te vaag. Bij chemische vergiftige gassen werd het helemaal moeilijk. Want de chemie was op drift en dagelijks ontdekten de chemisten van het Kaiser Wilhelm Instituut te Berlijn weer andere duivelse gassamenstellingen of verdichtingen. Men laste op den duur dan toch maar in dat vergelijkbare vluchtige stoffen – analogous asphyxiating substances – toch ook onder de verbodsnormen vielen, of de stof nu uitgespoten werd onder druk of pas verspreiding onderging na aanraking met zuurstofhoudende lucht.

Maar dan vielen de gassen, samengeperst in een granaatruimte die bij aanraking door botsing met ondergrond barstte, en dán zich door de schok in werveling verspreidde er weer niet onder. Om nog maar niet te spreken van de granaten die gezegd werden uitsluitend te strekken tot het meedelen aan de atmosfeer van verstikkende of vergiftigende gassen. Bij de uitwerkingen van dum-dumkogels in het menselijk lichaam was het hetzelfde. Of bij het bezigen van verharde ommantelingen of insnijdende metalen omhulsels, verplattende vervinningen en minikartetsen. Helaas was de mensheid bijzonder inventief.  Zoals de ontwikkeling van het onderzeeboot- of luchtwapen overduidelijk deed blijken. Waarbij men niet goed neologismen wist te ontwikkelen voor de vluchten die dat wapen allemaal bleken te kunnen ondernemen. Die aviatische gevallen bleven niet stomweg in een rechte vlucht, zij het wat wiebelend, hun koers vervolgen maar konden verticaal duiken, duikelen en lieten zijdelings mitrailleurvuur uit de boordzijden toe.


Daarom werd de afsluitende arbitrageclausule zo belangrijk. Als een gedraging of handeling dan niet precies in woorden van dat moment te vatten was, kon de arbiter toch beslissen wat het doel van het verbod in humanitaire open termen was geweest. Als de nieuwe methode van gebruik niet verenigbaar was met die humaniteit – en dat was bijna altijd zo – dan kon die arbiter toch analogie in bredere zin toelaten?  Dat had hij eerder bij privaatrechtelijke geschillen ook gedaan? En nu bleek toch duidelijk hoezeer Martens en dus Nicolaas  privaatrechtelijk waren blijven denken. Want dat was precies, wat eraan schortte. Ja, de privatistische arbiters hadden de legaliteit en restrictieve uitleg vaak verlaten, omdat de staten, bij het geschil betrokken, daarin geen been plachten te zien. Hun publiekrechtelijke soevereiniteitsbelangen werden daarin nooit rechtstreeks bedreigd, in dergelijke geschillen, al hadden die zijdelings wel daarvoor consequenties.

Maar bij een  klassieke oorlog was dat vaak anders. Dan waren de staten veel terughoudender, om niet te zeggen hyperscrupuleus. Goed, zei Martens, maar dat moeten ze juist dan loslaten. Iedereen wist: dat doen ze juist dàn niet. Gasmasker doordringende gifgassen werden juist ontwikkeld in staatsnoodtoestand, of wat daarvoor op dat moment dóórging. Rubberverterende strijdgassen eveneens. Onuitblusbare brandmiddelen ook. Dan moesten de arbiters toch penal enforcement power, negatieve sancties, kunnen opleggen? Maar dat zou de arbiter die de nationaliteit genoot van de staat die zo’n gas op het strijdtoneel had aangewend, nooit aanvaarden. En dan zouden de mogendheden die niet betrokken waren bij dat arbitrabele geschil toch óók terugdeinzen bij de erkenning van de eindbeslissing? Hun laboranten waren dan toch met imitaties bezig? Nog uitgekiender dan die van de strijdmethode  in geschil?  Mogendheden zouden die inventies toch nooit in de brandkasten blijven houden.

En dus ook niet de wapens die daarvoor ontwikkeld waren, nog groter en gemener in ontwikkeling dan de uitvinder ooit had kunnen denken? Van een automatisch sanctiemechanisme zou het dus nooit kunnen komen. En wat was dan die arbitrage waard? Een vrijblijvend negatief advies? Dat was toch niet de oplossing die Nicolaas beoogde? Wat voor monetaire, economische, geografische of financiële sancties had Nicolaas in gedachten? En welk gedenationaliseerd  executief apparaat zou dan deze uitvoeren en daarop toezien? En hoe was dan waterdicht te maken dat de in het ongelijk gestelde staat zich daaraan niet kon onttrekken, ook niet via begunstiging van de staten die de arbitrage niet hadden willen erkennen, niet in het algemeen of in het bijzonder?