Defectuus translatio imperii III

Nadat het Edict van Constantijn gaandeweg door de christenen was geboekstaafd in geschrifte, en wel in het volkslatijn van Lactantius, brede verspreiding, toelichting en reclame had gekregen via de verspreid liggende christengemeenschappen, werd het een soort politiek basisdocument voor deze geloofsgemeenschap. Een oer-privilege, dat steeds verder opgeleukt werd ten behoeve van de christelijke beambten die zich leidinggevende posities hadden aangematigd.

Zoals de diaken, de priester, de voorgangers van het woord, de poortwachters van de bedehuizen. Die gingen nu hogere Romeinse ambtenaren imiteren in kleding, woord en gebaar. Vooral de gerechtelijke ambtenaren. Zo ging de priester die zich als enige gerechtigd had verklaard het avondmaal liturgisch gestalte te geven – het belangrijkste sacrament dat Christus had ingesteld – eerst het opperkleed dragen van de praetor peregrinus, de rondreizende politierechter die zich doorgaans bij de expeditionaire Romeinse troepen bevond die oprukten aan de grenzen van het Vijfde rijk.

Ter grensbewaking en vreemdelingentoezicht, ter wering van invallende stammen. Op dat opperkleed de tekens van het recht om kapitale jurisdictie te plegen in deze instabiele streken. De geselkolom op de borstpartij, het kruisingswerktuig op de rug, de witte albe van de onpartijdigheid, bijeengehouden door het koord met de zeven kunstig gedraaide knopen, de amict, de linnen schouderdoek ter zweetdelging, de stola, kruislings, ter duiding van de onpartijdigheid en de binding aan het volksrecht ter plaatse, de zweetdoek links aan de pols, teken van de hoge rang van de burgers die de lichaamsstoffen afvoerden via een aparte afhangende lap linnen die drie keer per dag vervangen werd. Omdat een minvermogende deze luxe niet kon bekostigen.

Allemaal steeds gestileerder, steeds meer met christusmonogrammen en symbolen van de verlossingsleer. Totdat de christenen rijp meenden te zijn nu ook het statelijk geweldsmonopolie voor bepaalde gevallen uit te oefenen, in afwachting van de tussenkomst van de keizer van het Vijfde rijk. Die tussenkomst kwam steeds niet. Want die keizer had de handen vol in zijn oosterse segment van zijn rijk waar steeds meer Balkanvolkeren in opstand kwamen terwijl de patriarchen van de christenen onderling alleen maar ruzie maakten.

Toen was de tijd uiteindelijk rijp dat de bisschop van Rome zich een hogere rang aanmat en beweerde dat hij uiteindelijk de Hoogste van Allen was. En zo wenste hij aangesproken te worden. Net als Keizer Wilhelm II van Duitsland dat gaandeweg liet gebeuren. En ook Wilhelm wilde zijn keizerlijke wetsbesluiten voortaan doen uitreiken in blauwe enveloppen met zijn monogram en met het opschrift “verzonden op Order van de Hoogste van Allen”. De beruchte “Blaue Briefe”. Onze belastingbiljetten in papieren vorm zijn er nog de rudimentaire tekenen van, want alles wat Wilhelm te gelasten had was doorgaans hoogst onaangenaam en werd zonderling tactloos en cryptisch uitgeserveerd.

Zoals alleen soevereinen zich menen te kunnen permitteren. De Paus van Rome ging zoiets óók doen, totdat de Arabieren, die Islamitische geloofsstellingen hadden aangenomen, de uitvoer van papyrus naar Het Westen doeltreffend blokkeerden opdat dit uiterst effectieve Pauselijke post- en kondschapsysteem niet langer meer gepraktiseerd kon worden. Toen was inmiddels de eerste Europese translatio imperii herkenbaar in werking en effectief, hoezeer nog steeds defectueus. In het veld kon het gezag zich niet altijd effectief doen gelden. Geen politionele doorzettingsmacht voorhanden.

Maar die gaten en missers werden naarstig gedicht en weggewerkt. Vanuit Brittannië waar de Benedictijner monniken zich vaardig maakten de nieuwe staatsleer over te planten naar Noord-Frankrijk en Vlaanderen. Dus een geopolitieke missie, ondernomen vanuit een mistig eilandenrijk waarvan niemand dat had gedacht.