Om halfzeven in de ochtend is het nu in het Haagsche Bosch stikdonker. Er zijn op de grintpaden voor fietsers met alle kuilen en hobbels nogal wat hindernissen te nemen bij deze duisternis. Want je ziet niet aankomen dat een kuil gevuld is met het water van nachtelijke regenval. Het rijwiel maakt dan een slipper en er is de kans dan je verzeild raakt in een greppel of graaf die wat dieper stilstaand dood water bevat. Dat maakt de tocht tot op zekere hoogte spannend, óók al, omdat verrassend veel mensen in deze uren voordat de deemstering wijkt hun honden uitlaten. Ze hebben deze dieren bijna altijd niet aan de lijn, ook al is die verplicht, en ze hebben over hun beest geen enkel gezag.
Het reageert op een commando nauwelijks of averechts. Wel heeft het snuivend, grommend en hijgend creatuur een rood ledlicht om gegespt gekregen, vaak op de vreemdste plaatsen, bijvoorbeeld aan het punt van de staart. Of aan een van de poten, links of rechts, achter of voor. Je ziet en hoort wel dat er iets rondloopt. Maar wáár het is, dat blijft een raadsel. Kom je nu tot stilstand of ga je langzamer rijden, dan tracht het dier je te besnuffelen of het probeert tegen je op te springen. Het baasje hoor je dan wel elders roepen, dat het moet komen of àf, àf moet doen, maar ook dat baasje kun je tussen de stammen en de lichte heuvelingen niet ontwaren. Dat baasje ziet aan jouw verlichting wel waar je ergens koerst, maar uiteraard is het baasje veel eer geconcentreerd op het geliefde huisdier.
Is dat nieuwsgierig en blafferig, springt het dan ook nog voortdurend om je rijwiel heen, dan is uiteraard de kans op een botsing en val aanmerkelijk. Het baasje neemt je dat zeer kwalijk. Want je had de hond wel eens pijn kunnen doen, dat lieve huisgenootje. Maar dan heb je toch eindelijk de T-splitsing bereikt waar ook de Malietoren van de grote werkgevers staat en dat nu wel degelijk een lichtgloed uitstraalt vanuit de immense kantine op de tweede etage. En bereik je dan het verbrede viaduct over de Utrechtse Baan of A-12, dan rijd je betrekkelijk veilig over een gloednieuw geasfalteerd fietspad de Koekamp in, het rustieke en fraaie boogbruggetje over, dat nog steeds niet onder alle demo’s is ingestort.
Daarachter de lichtinstallaties van de grote Kamergebouwen en het Station. Je ziet nu wel, dat het al overal verbazend druk is. Den Haag gonst van het binnenrijdend verkeer, het snerpend ronden van de rangeerlussen door de trams en het voortdurend gerammel van de waarschuwingssignalen bij de spoorwegovergangen die hier bij de vleet in het wegdek verzonken liggen. Het openbaar vervoer is al stampvol. Maar de grote drommen van ambtenaren, duizenden in getal per afgeladen trein, komen pas later, veel later, tegen achten. Dan is er geen doorkomen meer aan. Dan kun je beter afstappen en te voet verder gaan. Naar het koffietentje Al Mondo.
Daar zijn de uitbaters al doende de houten banken naar buiten te sjouwen en de tafeltjes knerpend te placeren. En daarvoor de drilboren van de gemeentewerken. Die al daverend de plaveien openbreken. De riolering moet vernieuwd en er moeten glasvezelkabels worden gelegd. Het gerucht is nu allesoverheersend. Een diepgaand gesprek is niet mogelijk, maar toch is er altijd al iemand op het terras die dat desniettegenstaande wil aanknopen. Zo vroeg in deze stonden heeft die al verschrikkelijke behoefte om het zijne te vinden van het ondermaanse en vooral van Hamas, die zomaar Israël aanviel en lelijke dingen deed.
Het staat in de kranten, dat dat geheel niet mag. Maar Hamas deed het toch. Vind ik dat nu niet heel erg erg? Ja zeker. Dat vind ik. Dat beaam ik. Mensen doen dingen die niet mogen. Daarom kunnen ze ze beter laten. Maar, raar is dat, ze doen het toch. Iedereen zou beter thuis blijven, dat óók. Maar dat weigert iedereen ook te doen. Dat stel ik zorgvuldig vast. Het is wat te zeggen. Voorlopig kan dat geen kwaad. Voor mij persoonlijk. Op dit vroege uur. Later op de dag ligt dat anders. Maar dan vermijd ik het centrum. Vanwege alle demonstraties. Van mensen die ook heel dringend iets vinden. Vaak in een voor mij onbegrijpelijke taal. Een kokmeeuw komt in duikvlucht neer aan mijn voeten om te kijken of ik een croissant heb liggen op het bordje bij de koffiemok. Omdat ik weet hoe razend snel het gevogelte dat weet te ratsen, bestel ik dat niet meer. Maar de koffie is best.