Om het proces goed in de hand te kunnen houden moest er ook sturing zitten op de mogelijke verdedigingsopstellingen ten behoeve van de verdachten. Het adversarial system vooronderstelt volstrekte autonomie van de raadslieden van de verdachten. Om die te borgen heeft deze balie een logistiek apparaat nodig dat verzekert dat die raadslieden op voet van volkomen gelijkwaardigheid kunnen overgaan tot bewijsvergaring die ontlastend kan zijn voor de beschuldigde. Dat apparaat moet op supranationaal niveau over dezelfde immuniteitsstatus kunnen beschikken als de openbare aanklager met de daarbij behorende strafvorderlijke competenties binnen de staat waar de verdediging dat ontlastend materiaal zou kunnen verzamelen, forensisch laten onderzoeken, experts en getuigen zou dienen te kunnen oproepen – eventueel met een bevel tot medebrenging gericht tot de territoriale nationale rechterlijke autoriteiten – voorlopige getuigenverklaringen kunnen relateren bij authentieke notariële akten — de toch wel beruchte rogatoire commissies en valetudinaire enquêtes — en zelfs conservatoire beslagen te doen leggen conform het nationale recht.
Dat laatste om de ontlastende bewijsposities voor de verdediging tijdig, regelmatig en rechtsgeldig te kunnen bevriezen. Ik bezigde het bijvoeglijk naamwoord “berucht” omdat deze bevoegdheden altijd leiden tot aanzienlijke procesvertragingen en ingewikkelde kwesties betreffende de rechtmatigheid van de bewijsgaringsdaad. Nu was de Nederlandse regering in 1944 al er bijzonder op gebrand om bij de tenlastelegging tegen Göring ook het feitencomplex van het bombardement van het stadscentrum van Rotterdam te voegen dat op 14 mei 1940 was voltrokken terwijl onderhandelingen over de overgave van de noordelijke Maasoever in volle gang waren. De reden was dat de minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens in opdracht van het oorlogskabinet onder de titel The rape of the Netherlands in dat jaar een brochure had doen uitgeven waarin hij aantoonde dat bij deze destructie dertigduizend Rotterdammers waren omgekomen terwijl geen tactisch doel was gediend bij deze terreurdaad: de voortzetting van de Duitse pantserdivisie was in tegendeel ernstig vertraagd geraakt omdat de voertuigen op de Noordelijke oever waren gestoten op een ondoordringbaar inferno van vlammen, ontploffingen, ineenstortende panden en een opdringende tuchteloze horde van vluchtelingen, deserteurs en op straat bivakkerenden ontheemden.
Achteraf bleek Van Kleffens wat het aantal slachtoffers betreft grenzeloos overdreven te hebben – in werkelijkheid had het bombardement een getal van 814 burgerslachtoffers opgeleverd terwijl diens taxatie van Rotterdam als “Open Stad” juridisch niet houdbaar bleek. De stad was gegarnizoeneerd geweest en al was de verdediging door de kolonel Scharroo hopeloos ineffectief gebleken, de stad was wel degelijk militair verdedigd gebleven tot aan de overgave. Het leek echter op dat moment voor het Nederlands oorlogskabinet opportuun om Nederland te presenteren als een trouwhartig geallieerde natie ten behoeve van Groot-Brittannië die daarvoor ruimschoots bloedgeld had moeten dokken. De Blitz boven Londen was destijds in die herfst in volle gang: iedere nacht stond een andere woonwijk van Londen in lichte laaie, en ook hier bedienden de Duitse vliegers zich van brisantgranaten met vertraagde ontsteking bij het rücksichtlos uitrollen van hun bommentapijten. Gerbrandy, de kleine walrus-besnorde Fries in dat oorlogskabinet leek het propagandistisch een juiste zet om de Engelsen te overtuigen dat ook hier gold dat gedeelde smart halve smart impliceerde.
In 1944 leek het goed om dat idee verder ten uitvoer te doen leggen over de band van de komende terechtzittingen tegen de Duitse grote oorlogsmisdadigers. Churchills juristen leek dat geen verstandige zet. Zou dat Rotterdamse massacre aan de tenlasteleggingen worden toegevoegd, dan kon men er staat op maken dat de Duitse advocaten de massale bombardementen op Hamburg vanaf 1943 en dat op Dresden in 1944 via de tu quoque-band in hun verweren naar voren zouden brengen. Dan zouden zij wegens de gelijkwaardigheid van hun procespositie – de befaamde equality of arms – mogen vragen om contra-expertises door hun forensisch experts naar die twee bombardementen, hun uitwerkingen en hun tactische oogmerken. Wat er dan zou blijken kon wel eens minder in Churchills kraam te pas komen. De tenlasteleggingen konden er maar beter niet van reppen, van deze massabombardementen. Ook hier kon teruggevallen worden op het coördinatievermogen van Lawrence. Maar dat betekende tevens dat de verdediging manipulabel bleek via de akten van beschuldiging. Ze werd indirect geregisseerd. Insiders wisten het verrekte goed.