Geer zit ter neer

Terwijl Goor een volstandige babyboomer is, is Geer een hekkensluiter van deze gelukzalige, ongeremde en zelfverzekerde generatie toen Nederland verrees. Geer heeft overduidelijk de symptomen van de verloren generatie die nadien kwam en onheil bleef voelen tot aan de weirdegang van de sixties. Toen Bob Dylan al gold als een gedateerde protestzanger die eigenlijk niet goed kon meekomen. De verloren generatie moest het volle leven in, toen de babyboomers hun riante posities bezet hadden. Veroverd, dat zou niet het juiste werkwoord zijn.

Gerard Strijards

Die banen vielen de boomers toe. De werkgevers en bovenbazen stonden bij de hekken te wachten tot de boomers eraan kwamen om hun keuzes kenbaar te maken en de daarbij behorende eisen. Geer was in het arbeidscircuit welkom, maar onder voorwaarden. En dat is een héél ander begin. Geer kreeg al spoedig te maken met salariskortingen. Vervolgens met een heuse mondiale credietcrisis: de banken verhoogden ineens de hypotheekrente van zes naar 12-13 procent. Dat scheelde bij Geers generatiegenoten die zich tot de nok verhypothekeerd hadden een slok op een borrel.

De salarisverwachtingen krompen tegelijkertijd, al was de arbeidsmarkt niet direct oververzadigd. De verloren generatie moest overduidelijk een toontje lager zingen. Sommige collegae moesten hun veel te dure huizen waarachtig verkopen. Soms kwam zelfs dwangexecutie op verzoek van de bank aan de orde. Gelukkig had Geer nog geen huis. Maar de horizonten verschoven toch, terwijl ook duidelijk was dat de boomers zich welbehagelijk hadden genesteld op het pluche. Dat zouden ze tot in onze dagen, waarin deze boomers kunnen genieten van het veelgeprezen Zwitserlevengevoel, niet meer verlaten. Ze hoeven nog niet met pensioen, als ze niet echt willen, en velen hunner stellen dat ook uit.

Op verzoek van hun bazen, natuurlijk. In het algemeen welbegrepen belang. Alleen begrijpen de meesten dat belang niet goed. Aldus de boomers. Dat spreekt. Zij zijn nu echte regenten geworden. Het is hen zichtbaar naar den vleze  gegaan. Al hebben ze niet de bolle buiken van de gezagsdragers tegen wie zij zich destijds in de roaring sixties zo vakkundig, doeltreffend en lucratief wisten te verzetten in het belang van het eigenaardig marxisme dat hun ideologie was geworden. Ze hebben wel de rode opgeblazen drinkershoofden die bij het regentendom horen. Zoals destijds de Tien Over Roders van de Partij van de Arbeid, met hun lange haren, baarden en kersenhouten saxofoonpijpen. Maar al wel met een handgemaakt costuum om de revolutionaire leden.

Geer had daarbij de beheptheid de spelonken van het roomse leven te blijven koesteren als uitvalsbases  tegen de ineens zo hard wordende competitieve maatschappij, waarbij linkse praat bleef verhullen dat menig werknemer de Wet ArbeidsOngeschiktheid (WAO) werd ingedreven door allerlei sociaal-psychologische duidingen van de “arbeidssituaatsie”. Die kreeg de werknemer dan van een hoofd-personeelszaken met geitenharensokken. Op zweedse klompen, maar met dat maatpak.

Het bedrijfsleven was gewoon bezig de voortbrengingsapparatuur op te schalen naar massaproductie. Zulks zonder menselijke interventie bij de afwerking van de voortbrengselen. De WAO werd gebruikt door de grotere ondernemingen om te komen, op overheidskosten, tot koude en kale saneringen van de grootschalige bedrijfsprocessen, waarin de computer een rol van steeds groter belang ging spelen.

De WAO maakte het laagdrempelig mogelijk overtollige werknemers door te schuiven naar de collectieve sector. Ze kregen een toch nog behoorlijke uitkering. Hen gewerd de mededeling dat het ook lag aan hun gebrekkige flexibiliteit bij het omscholen naar nieuw en beter werk.  Ze kwamen veel bij het RIAG terecht. Want het christelijk maatschappelijk hulpbetoon had afgedaan. Dat was een streek van het kapitalisme geweest. Vooral van het calvinisme dat daarbij drijfveer was , al hadden de roomse fabrikanten er ook iets mee te maken.

Jesus redde niet meer, zong Robert Long. Dat was iedereen die op de hoogte was van deze tijd met Robert eens. Alleen Geer kon nog steeds het wiegende gregoriaans niet vergeten, dat hem steeds had herinnerd aan de heilsboodschap die hij aan den lijve had menen te mogen ervaren. Hij voelde zich misplaatst onder de linkse radicalen, die inmiddels een Mercedes-S waren gaan rijden. Er klopte iets niet. Maar wat, daar kreeg Geer geen vinger achter. Dat drukte ter neer.