Gon

Brieven aan mijn demente tante Gon blijf ik schrijven. Ze is erg katholiek en gaat veel naar de kapel om daar paternosters af te wentelen. Dat ter compensatie van het feit dat Jan, haar man, bij leven en welzijn communist was en daarom uiteindelijk ook GroenLinks stemde. Hij geloofde niet aan God. Dat deed Gon veel leed, maar omdat Jan alles beter wist en dat ook tactloos openlijk bleef uitdragen, borg Gon haar smarten in haar hart. Omdat Gon eigenlijk niet meer weet wie ze is, wie die Jan ook geweest mag zijn waar iedereen het over heeft en wat ze op deze aarde doet — een inzicht dat ik geredelijk met haar kan delen —  schrijf ik dus veel over God, Pinokkio en de Zeven Zware Smarten van Maria onder aan het kruis. Dat kan Gon wel volgen. Mijn ome Nico ook wel. Maar die was dan ook jaren lang nodeloos misdienaar bij de parochie van de Heilige Familie en kon heel goed wieroken. Het strekt tot inkeer. En verstilde meditatie. Op een geloken, eigenheimigerige wijze.

Dat heeft Gon altijd gedaan op haar eigen stille manier als ze in de keuken zat te sniffen om Jan. Als hij mij  weer eens met een stem, overslaande van emotie, uitlegde waarom het een godsvernakend laaiend schandaal was dat hij het Verzetsherdenkingskruis niet had gekregen. Terwijl allerlei lafbekken wel een decoratie kregen. Het viel mij dan op, hoe Rotterdams Jan sprak. Wel traag, met een merkwaardig soort intervallen van stilten en een neiging de stem steeds aan het eind der volzin te laten stijgen, maar toch onmiskenbaar omklost door de golfjes van de Maas. En die eigenaardige glissandi aan het eind van de volzin. Zodat je denkt dat de spreker nog wat heeft te zeggen. Wat deze juist niet beoogt.  Als ik mijn ogen dicht deed, leek Jan dan in zijn articulatieve voordracht zeer op Jaap Aap. Nagedaan, je begrijpt het al, door André van Duin. Dat maakte dat ’s mans beschouwingen onmiskenbaar komisch werden naar strekking.

Dat was niet de bedoeling: ome Jan opende dan de binnenkameren van zijn hart voor mij. Hij was op 3 november 1944 opgepakt toen hij, verleid door een vlugschrift van anonieme hand, kroten kwam ophalen bij een groenteboer in de Rotterdamse Schermlaan, zijstraat van de Schietbaanlaan. Kroten, rode bieten dus. Deze kroten waren verkrijgbaar, aldus het pamflet, op de gewone distributiebonnen van groenten-peulvruchten, mits men tijdig aanschoof, maar rond spertijd tegen de schemering. De kroten waren er niet. Maar wel de Grüne Polizei die de jongelingen die krootbelust zich in rijen opstelden, oppakte en zonder omwegen opbracht naar de politiepost Station Delftsche Poort, om daar verder doorgeleid te worden naar de oorlogsindustrie te Dresden.

Daar kwam ook Jan krootloos aan, na een heftig beschoten treinreis. Hij deelde meteen mede aan de Lagerälteste dat Hitler de oorlog ging verliezen omdat Stalin veel betere T34-tanks in de strijd kon gooien dan Hitlers nieuwontwikkelde Tigertanks die niet genoegzaam vorstbestendig waren gebleken. Dat bleef Jan herhalen, met opmerkelijke prognoses over wat Hitler en de Wehrmacht te duchten hadden van de soldaten van het Rode Leger, indien Stalin de oorlog zou winnen. Wat, aldus Jan, binnen korte tijd het geval zou zijn. Dat kon Jan ook aantonen via statistieken uit de Pravda die hij via de Communistische Partij Holland nauwkeurig opgeslagen had in zijn brein. Tact is Jans sterkste kant nooit geweest.

Jan is daarom zes maanden in Einzelhaft geplaatst. Want de Duitsers vonden zijn beschouwingen niet stimulerend voor de oorlogsgeest. Maar toch is hij bij de Algemeene Kunstzijde Industrie hoog gekomen te Arnhem, dat wel. Gon heeft nooit kroten hoeven te halen tegen Sperrzeit bij de Albert Heijn te Preesikhaaf. Dat komt goed uit. Want Gon houdt niet van kroten. Jan óók wel niet, maar het was hongerwinter, weet je wel? Trouwens, Jan at alles op wat op zijn bord werd gelegd. Dat kwam, ze hadden het thuis niet breed. Nooit gehad óók. Zekers niet in de crisistijd. Maar het in algemeen al niet, weet je wel?  Maar Gon hoefde verder, staande huwelijk, geen kroten te eten. Dat had Jan dan toch maar bereikt. Ik weet niet of Gon daar thans heul aan ervaart. Maar zo zou het wel moeten zijn, dat vindt God toch eigenlijk óók. Dit soort feiten uit het verleden kun je overbodigheden noemen. Maar ze blijven mij levendig bij. Nodeloos heldendom. Maar toch heldendom.