Haags enthousiasme

Aan de Bezuidenhoutseweg, in de “Apenrots” – het merkwaardige en eigenlijk ook wel surrealistische gebouw waarin het ministerie van Buitenlandse Zaken destijds huisde – wekte deze re-agendering groot enthousiasme. Het ministerie bereidde zich voor de op viering van het vijftig jarig bestaan van de Verenigde Naties. Het was verheugd dat de toenmalig secretaris-generaal van deze organisatie Boutros Boutros Ghali bereid was in te stemmen met de slogan “The Hague, Legal Capital of the World” die al een paar keer gesuggereerd was door de diplomaten uit deze stad achter de duinen. Nederland moest als gidsland weer eens op de kaart worden gezet. Vond de Apenrots. En hier was te zijner tijd een prachtige occasie.

De Secretaris van de VN Boutros Boutros Ghali in 1995

Dat Hof zou, hoe het er ook uit kwam te zien en wat de jurisdictiegrondslag ervan ook mocht wezen, in Den Haag moeten zetelen. Het land van Huig de Groot was de zetel waardig. Het had het volkerenrecht niet alleen uitgevonden maar ook steeds standvastig, consistent en visionair ontwikkeld. Huig was er de coryfee van geweest, al in de zestiende eeuw. En bovendien: stond het Vredespaleis al niet in deze blonde stad? Was dat in 1913 niet het blijk geweest dat de wereldgemeenschap destijds het primaat van Den Haag op dit stuk als vanzelfsprekend had erkend? Ik gaf in eerdere blogs al aan, dat men in dit opzicht de historie van dat gebouw beter wat genuanceerder moet bezien. Zie de blogs van 15/05/2022-23/05/2022. Men koos Den Haag uit voor deze stelling van een arbitragehof omdat Nederland gold als een inerte, machteloze en  manipulabele mogendheid.

Maar goed, ook minister-president Kok destijds vond het allemaal een prachtige ontwikkeling. Nederland als leider van het wereldgeweten, dat kon deze premier die net het socialisme als ideologie grondig had ontpluimd héél best gebruiken, reeds omdat hij toch voor zijn politieke existentie een zekere missionaire drang nodig dacht te hebben. Als hij niet opkwam voor de verdrukte volkeren ter aarde uit welken hoofde dan ook, waarom zat hij dan eigenlijk op het pluche? Hij liet Van Aartsen dus zijn gang gaan. Die zat op Buitenlandse Zaken en hield wel van staatsontvangsten met de pompa van dien. Daar zaten ook veel buitenlandse onderscheidingen aan vast. En die kon Van Aartsen als mislukte HBS-er best er bij hebben. Er werd dus ijlings een task force opgericht van departementale hotemetoten om het initiatief van Trinidad te leiden naar de Waalsdorpervlakte bij de Scheveningse Strafgevangenis. Er ging een zware delegatie naar New York van veronderstelde experts van de departementen Buitenlandse Zaken, Justitie en Defensie, want dat laatste scheen noodzakelijk te zijn omdat er ook iets geregeld zou gaan worden over de toestand van oorlog en de daarbij behorende misdrijven, verontschuldigende werking van bevelen van hoger hand en de immuniteit van gesloten legerafdelingen op vreemd grondgebied. En nog zo wat. Eigenlijk had niemand er goed zicht op.

Maar dat maakte het allemaal wel spannend. Er was een ambtelijke Ad Hoc-groep ter voorbereiding van een conceptstatuut van een dergelijk strafhof voorzien door het VN-Hoofdkwartier. Er waren al dikke voorontwerpen sedert 1945 van de International Law Commission die konden dienen als kaders voor de agenda’s van wat nu een PrepCom ging heten. Jargon voor een commissie van experts op ambtelijk niveau. Techneuten als het ware, bekend met de finesses van het interstatelijk publiek recht, de ontwikkeling van de wapenwedloop, de legersterkten en dislocaties en zelfs met geopolitieke verhoudingen. Er zou recht gaan gesproken worden in de duinen. Door dat zelfstraffend hof. Nederland zou het moeten inpassen binnen de bestaande rechterlijke organisatie, was het idee. Dus moest Justitie in ieder geval een delegatielid meezenden dat verondersteld kon worden van dat alles enige, zij het oppervlakkige, notie te hebben. Dat lid zou makkelijk gemist moeten kunnen worden door de bureaucratische hiërarchie van justitie aan de Schedeldoekshaven.

Want hij zou lang in New York moeten zitten en zich bezig moeten houden met onbegrijpelijke abstracties waarin weinigen bij Justitie geverseerd waren. Hij zou ook niet erg belangrijk moeten zijn bij de praktische logistiek van alledag bij dit departement. Daarom werd eerst gekozen voor een ambtenaar die jarenlang had verwijld op de Nederlandse Antillen als kabinetschef van de gouverneur van Curaҫao. Hij was net weer ingevlogen en zocht emplooi. Want men had het verontrustend lang ook zonder hem kunnen stellen. Nooit goed voor de loopbaanontwikkeling. Deze ambtenaar deed zich graag uitzenden naar het bruisende New York. Daar bleek hij deskundig in de indiening van uitermate hoge declaraties. Daarover ontstond ruzie met de secretaris-generaal van Justitie, Jan Suyver, die bewogen op uitleg aandrong. Die kwam niet. Dus wees Jan mij aan als het lid dat de justitie-belangen van Nederland als gidsland zou gaan behartigen bij dit opmerkelijk project. Ik was vrijgezel en dus wat de logieskosten betrekkelijk goedkoop en bovendien had staatssecretaris Elisabeth Schmitz op de marge van een oplegnota geschreven dat zij mij niet meer wilde zien in de gangen van de derde verdieping laagbouw, waar zij haar aanstelling praktiseerde bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid dat toen al deerniswekkend aan het derailleren was.