Die Wende

Natuurlijk was het tijdstip waarop Trinidad besloot dit hof te re-agenderen niet toevallig. In de herfst van 1989 was het IJzeren Gordijn in Die Wende neergehaald, de muur verdween uit Berlijn en de Europese tweedeling in een Westblok en een Oostblok scheen totaal obsoleet. De Koude Oorlog had afgedaan. Er was stomweg geen communistisch totalitair massief meer dat de wereldverhoudingen zou kunnen beheersen. Het Westen, zo werd euforisch vastgesteld, had gewonnen. Het postmoderne neo-liberalisme was de ideologie die smaakmakend was voor iedereen die er nog toe wilde doen binnen de geopolitieke wedkampen. Dat hield dus in dat Het Westen ook de rechtsregelingen fixeerde waaronder The Brave New World zou worden gecomponeerd.

De Grondwet van de wereld, het Charter van de Verenigde Naties kon dienovereenkomst finaal ge-herredigeerd worden, mede met het oog op de institutie van dat universele zelfstraffende hof. Dat hield dus in dat ook de macht van de Veiligheidsraad zou moeten worden ge-herdefineerd en met name dat zou moeten worden gedacht over de verandering van de reeks permanent veto-gerechtigde staten daarin. Wat, in ’s hemelsnaam, deden derde rangsmogendheden als Groot-Brittannië en Frankrijk in dat rijtje? Waarom hadden zij het recht nog om maatregelen, te slaan binnen deze Raad met het oog op het herstel of beveiliging van de wereldvrede, onbeperkt te verbieden? Wat dééd Rusland daarin nog, als het niet identiek was met de Sovjet-reus uit 1945? Waarom had India, dat steeds volkrijker werd, toch óók een kernmacht,  daarin geen positie? En hoe zat het met het steeds machtiger wordend Japan in het Verre Oosten? Hoe zou diens relatie met de zo nabije expanderende Volksrepubliek China nu omschreven moeten worden en hoe zou de verandering daarvan in dat Charter effectief worden?


Het Charter moest worden opengebroken. Ook als dat zou betekenen dat men een doos van Pandora zou openen. Was het eigenlijk dan wel zo voor de hand liggend dat het zelfstraffend hof een westers, ja, een Angelsaksisch hof zou worden, óók al scheen de USA nog steeds de machtigste speler in het met nieuw gras te beleggen veld? Dat Trinidad daar daarvan uitging was uiteraard te begrijpen: dat was steeds op het Verenigd Koninkrijk van Victoria zaliger georiënteerd geweest en was in dat Imperium tot volle wasdom gekomen. Dat dat staatje wilde aansluiten bij de conceptuele benadering van het International Law Commission uit 1945 en dat het dus dat hof zag als een prolongatie van het Neurenberger tribunaal, ja, dat lag voor de hand. Daaraan had het weinig woorden vuil gemaakt bij het voorstel dat hof als principaal orgaan dienovereenkomstig in te lassen. Maar dat was juist meteen ook de kwetsbaarheid van dat voorstel geweest.

Toen de Nederlandse delegatie in de PreCom aanschoof was dat al lang in de wandelgangen – die beslissende corridoirs waarin de Hollanders opvallend weinig drentelden – algemeen aanvaard. Duitsland, nu herenigd met de Deutsche Demokratische Republik onzaliger nagedachtenis was niet langer bevreesd daarover in de Algemene Vergadering een balletje op te werpen. Het gaf nu openlijk aan, dat het de Neurenberg-jurisprudentie wel héél erg vae victis-rechtspraak, vonnissen gewagend van het weedom der overwonnenen,  had geoordeeld sedert 1953. Geen universele rechtwijzing, maar jurisprudentie van glasharde overwinnaars die het rechtvaardigheidsconcept naar hun believen hadden kunnen moduleren. Duitsland had weer in de beklaagdenbank moeten plaatsnemen, maar de inhumanitaire oorlogvoering van de geallieerden had nooit bijkomend onderzoeksthema mogen zijn. En evenmin de nefaste betekenis van het rampzalige Vredesverdrag van Versailles dat in het teken had gestaan van de wraakbehoeften van Frankrijk.

Tokio, gealerteerd, brak nu toch ook de staf over het militair tribunaal dat hun minister-president Tojo naar de galg had verwezen, al gingen de Japanners niet zo openlijk in tegen het Neurenberger-concept als de Duitsers. Waren de voorstellen van de International Law Commission niet van het begin af aan door de vae victis-benadering van 1944 gecontamineerd geweest? Zou dat niet éérst eens besproken moeten worden? Kon Het Oosten wel aanvaarden dat dat door de VN reeds werd afgewezen op grond van de overweging dat het hier alléén maar ging om een institutionele voltooiing van een charterorganisatie die op de schildering der plinten na in 1945 al universeel rechtsmachtvaardig was geweest? De geest was uit de fles. Ze zou niet terugkeren. De Nederlanders hadden dat niet tijdig zien aankomen. Ze kwamen vanuit hun schemer in het nieuwe licht. Dat hen verblindde en desoriënteerde.