Haagse Kerstdagen I

Natuurlijk zijn deze dagen in Den Haag steeds weer van een eigenaardige ingehoudenheid. Alsof de residentie even ophoudt met ademen. Het hart klopt wel. Maar vertraagt even. Zodat dat wijst op een fysieke aandoening. De kerstmarkt is nu blaak. De mensen zijn met hun aankopen thuis. Of ze daar stil zitten te genieten is een kwestie van de hoogstpersoonlijke projectie die men zich gunt. Hier en daar verraden de dranghekken, de zware versperringsblokken, de visitatiepoorten in het centrum dat de windstilte tijdelijk is. Het oog van de orkaan.

Het rumoer staat ook even stil. Maar dat het ieder moment weer kan opsteken via demonstraties, blokkades, eventuele aanslagen en de daaraan verbonden politionele acties is bijna – helaas – vanzelfsprekend. De dagen zijn grijs, het regent steeds en dat geeft aan de collectieve stemming een eigenaardige natuurlijke bedding. De globale crises blijven doordringen via de verrekijk. De bloedbaden, waaraan de volkeren wederzijds doodbloeden. Verschans u dus. U kunt er tóch niks aan doen. Cocoon dat het een lieve lust is.

Of laat de boeren maar dorsen. Al is het daar nu de tijd niet voor. U weet wel wat ik bedoel. Glanzend blinkt het granito in de Haagsche Passage. De voetstappen van de gehaaste spaarzame doorgangers klinken op tegen de gevels. Ze kaatsen kletsend om het hardst in de viersprong met de hoge grote koepel. Glas, moet je rekenen. Dat ketst dat geluid oneindig terug. In steeds zachter wordende knallen. Die detoneren net als de strengen rotjes die op het Buitenhof gestadig ontploffen. Doelloos. Maar toch welberaamd.  Als wijzen zij door naar de door de mensheid georganiseerde heksenketel. Die de zevenentwintigste december hervat. Al of niet met vuurverschijnselen. Al ligt de Hofvijver er nu glanzend onaangedaan bij.