Heil Hosni

Er braken nu gouden tijden aan voor mijn vader en helse voor mijn moeder. Ze bleek met Hosni het Paard van Troje binnen gehaald te hebben. Want Hosni vond en praktiseerde allerlei moraaltheologie die Christus in Zijn Bergrede helemaal niet goed had gevonden. Maar dan ook echt helemaal niet. Zo leraarde Hosni dat de vrouw de mindere was van de man. Zij moest hem dienen, kon het zijn, in deelneming, want Allah vond dat een man gerust wel meerdere vrouwen mocht hebben als huisdienaren, mits hij ze kon onderhouden. Dat hoefde niet veel te kosten: vrouwen konden met weinig toe als ze hun zwangerschappen hadden doorlopen. Ze dienden thuis te blijven, de voedselverstrekking te borgen op het gewenste tijdstip, zulks naar believen van hun echtgenoot. Ze dienden de was van alle huisgenoten pront te verzorgen en verder zich nergens mee te bemoeien. Vooral niet met politiek. Daar hadden vrouwen geen verstand van. Dat had de Profeet duidelijk vernomen van Allah.

Ofschoon de Islam een godsdienst was van vrede moest iedereen natuurlijk de geboden van Allah precies gehoorzamen, want anders dienden zij lijfelijk bestraft te worden, eventueel met dodelijk gevolg. Homofielen dienden van een toren geworpen te worden en lesbiënnes openlijk gestenigd tot onderrichting van de gemeenschap der rechtgelovigen. Er was nog meer, wat niet deugde in huize-Strijards, maar hierbij wilde Hosni het voorlopig bij laten. Niet alles kon ineens. De Profeet, goedertieren als altijd, had daarop ook gewezen. Voorlopig diende deze huisvrouw Miep de was van Hosni beter te verzorgen en te verzekeren dat de borstpanden en boorden van de overhemden naar behoren gesteven waren: daarop had Hosni verschillende malen krachtig gewezen. Maar als dat niet verbeterde zou er geslagen moeten worden: Miep moest nog veel leren.

De zoon Gerard had dezelfde schoenenmaat als Hosni. Maat 42. Hij diende dus bij de eregast de dozen met de nieuwe molières in te leveren. Hosni had ze wel zien staan. Het eerde Gerard niet dat hij niet reeds eigener beweging deze schoenen eerbiedig had aangeboden. Wist hij niet wat het gastrecht inhield? Hij gold toch als schriftgeleerde? En dan nog wat: Israël was een westerse pion die schaakmat diende te komen. De Joden waren het best de Middellandse Zee in te drijven. Arabieren waren gerechtigd tot de ganse Levant. Dat diende in dit gastgezin te worden beseft en uitgedragen. Al was het maar om de eregast geen aanstoot te geven. Hitler had terecht de Joden de wereldvergiftigers van alle naties genoemd. Zijn Holocaust was weliswaar verzonnen door het westen om de staat Israël een schijn van rechtvaardiging te geven, maar iedereen met een gezonde visie op het wereldgebeuren wist wel beter. Daarom moest de chanouka, de zevenarmige kandelaar, aanstonds verwijderd worden van het dressoir uit de achterkamer. Vader keek er alles bij elkaar wel van op.

Hosni had voor hem een zijden plechtgewaad meegebracht in zijn handbagage. Dat legde hij de kostwinner eerbiedig over het hoofd en leden, de banden van de hoofdbedekking zorgvuldig om de slapen van vader schikkend. Vaders waren eerbiedwaardige wezens in dit ondermaanse en Allah wilde dat hen eer werd gebracht op elk uur van de dag. Dat had mijn verwekker in lang niet gehoord. Maar hij kon er zich heel best in vinden. Ook hij vond wel dat er veel diende te veranderen in de samenleving en de gezinsplanning. We konden veel van het Oosten leren. Dat zag men nu maar eens aanschouwelijk. Hosni maakte zich inmiddels op om naar club 44 te gaan op de Eindhovense Markt. Het zwarte zijden overhemd dat ik had weten te bemachtigen stond hem, in combinatie met de felrode brede glanzende das, uitnemend. Hosni dacht deze avond de blits wel te kunnen maken: hij had al veel kortgerokte uitdagende blonde meiden gespot. Hij leegde mijn spaarpot deswege en toog opgeruimd herwaarts. Mijn verwekker bedachtzaam knikkend achter latend in de erker.