Hel’s koren aan schoven

Roland Holst dichtte ter gelegenheid van nieuwjaar: “Nieuwjaar:: wij moeten er weer aan geloven./Kwam ooit het onderste zó duidelijk boven?/Les jeux sont faits! Tout est marqué! Let wel:/Rien ne va plus! Hel’s koren staat aan schoven.” En zo is het maar net, als ik begrijp wat Holst bedoelt. Wat is het hoofdthema van deze brakke nieuwjaarsdag, brak, als die dag behoort te zijn in het neutrale grijze licht dat alles betekenisloos maakt? Uiteraard de COVID-crises die steeds bedreigender vormen aannemen, daar zorgt het publieke omroepbestel van de Lage Landen wel voor. Een onheilszwangere stem komt buiten beeld statistieken toelichten, waaruit af te leiden is dat de ziekte niet bedwingbaar is, dat de medische wereld in het blinde naar de mazzel tast en dat de overheid toch alles onder controle heeft, maar niet voor lang. Het menselijk leven in een notendop. Daarna worden we overgelaten aan het Nieuwjaarsconcert te Wenen met de onvermijdelijke Radetszky-mars.

Waar gaan we in het nieuwe jaar naartoe?  Dat was een onvergetelijk lied van Wim Kan, die met die open vraag toch nog de natie destijds wist te verenigen. Al wist niemand het antwoord. Kan stelde zingenderwijs die vraag al sedert 1956, steeds met andere suggesties voor een mogelijk antwoord. In 1984 zong Kan het nóg. Maar beter had hij dat nagelaten, want letterlijk was Kan aan het eind van zijn Latijn. Hij kón het niet meer, die conférence van één man, nog wel avondvullend. Oók niet meer met behulp van de enorme plakkaten met papier die op de vloer van het toneel direct aan de publiekszijde waren vastgeplakt en waarop zijn themata stonden aangeduid met viltstiftnotities. Kan wist de vraag nog wel, maar de antwoorden werden warriger.

Waar het héén gaat, is de totale dechristianisering van de westerse samenleving. Het lijkt centraal overheidsbeleid. Het volledig verwijderen van de idee dat de Europese cultuur het christendom, zoals beleden naar aanleiding van de bijbelse openbaring, tot centraal samenbindingspunt heeft voor de naties die haar samenstellen en praktiseren. De overheid is overbereidwillig onmiddellijk toe te geven aan iedere minderheid die zich gekrenkt weet door enig aspect van wat de Brusselse bureaucratie de joods-christelijke traditie gelieft te nemen.

Bij het tot standkomen van de Europese grondwet gold die traditie nog als iets wat positieve waardering behoorde te krijgen, in 2004, maar daar is dat bestuursapparaat, dat geen enkele democratische legitimatie bezit en ook niet wil hebben,  al lang van afgestapt. In Nederland, dat in dit opzicht wederstrevend volgend is, doeken we daarom ieder christelijk rudiment ook maar ruimhartig en sluipenderwijs op. Sinterklaas is geen bisschop meer, zwarte piet niet zwart, en Balthasar dus ook geen zwarte magiër, want men moet toch consequent zijn. Vooral als Balthasar, met zijn donkere huid en baard, toch op afstand moet blijven van kribbe en straling van het kind. Het kerststalletje zal dus een museumstuk worden, zoals de gouden koets die Amsterdam gaf aan koningin Wilhelmina  ter opluistering van de publieke ceremonies ter ere van god, Nederland en Oranje. Het nieuwe kabinet-Rutte zal ongetwijfeld een bewindspersoon tellen die daar een beleidsdoel van gaat maken.

Er komt dan een religieus vacuüm tussen 21 en 25 december. Nu verdraagt de menselijke natuur dat niet. Er moet iets te vieren, te aanbidden zijn. Maar dat mag dan niet christelijk, immers moet non-discriminatoir zijn. Ik stel daarom de dwerg Piggelmee voor. Hij lijkt veel op de kerstman en sinnieklaas, maar hij heeft geen zwarte mensen in zijn hofhouding, want hij houdt geen hof. Zelf is hij arm, onbeduidend en geborneerd in zijn voorkeuren, want hij lust alleen Van Nelle’s koffie. Weet u nog? Je kon de plaatjes voor het stripboek “Het Tovervisje” sparen bij ieder pakje gemalen Van Nelle’s koffie roodmerk. En Piggelmee woonde in de duinen. Nederlandser kan niet. “In het land der blonde duinen/ en niet heel ver van de zee/woonde eens een dwergenpaartje/en dat heette Piggelmee. /’t Waren heel, heel kleine mensjes/en ze woonden – vrees’lijk lot –/want ze hadden heel geen huisje/in een oude Keulse pot.”

De kerststal kan weg, de boom mag blijven. En de rest óók, want de melodie van Stille Nacht, Heilige Nacht kan ook gezongen worden als Piggelmee-hymne. Niemand neemt er aanstoot aan in het eerste jaar. En daarna is er natuurlijk een pressiegroep die dat wél doet. Maar dan duurt het nog even, voordat ze een omroepstichting hebben. Omroep Blauw. Bezield door de smurfen. Niet bemensd. Dat is immers voor een smurf discriminatie. Het volkslied moet hertaald. Dat zal geen probleem zijn.