Herinneringen

Herinneringen heb ik natuurlijk wel aan mijn jeugdige gangen. Maar memoires kunnen ze niet zijn. Dan moet je belangrijk zijn. Dat ben ik niet. Ik heb nooit precies een levensplan gehad. Nooit gedacht: dit of dat moet ik bereiken, dat wil ik worden, dat is mijn ideaal. Wel gedacht dat ik liever niet tot armoe vervallen wilde. Nu, dat lukte. Tot op heden. Mijn roomse jeugd was mij een vreugde. Ik vond de keiharde ontmysterisering van mijn bestaanswijze in de revolte-jaren van de vorige eeuw – 1968-1972 — verschrikkelijk.

Maar ik kwam er later, veel later, wel achter dat het hier ging om elitaire boomers die veel te veel plaats onder de zon voor zichzelf opeisten. Ik  kwam graag bij de Augustijnen op “Mariënhage”. We hadden voor godsdienstonderricht vanwege Ons Middelbaar Onderwijs – een katholieke organisatie dat de emancipatie van het katholicisme via dat onderwijs wilde borgen – veel Augustijnen rondlopen op die scholen, waaronder het door mij gefrequenteerde gymnasium. Ik zag ze alle onvoorwaardelijk als mannen Gods. Dat ze getourmenteerd waren door hun celibaat en ascese had ik niet in de smiezen. Ze deden hun best. Dankbaarheid jegens hen is mij bijgebleven.

Ik vond veel vriendelijkheid bij de paters. Thuis was die niet. Mijn vader en moeder konden het niet met elkaar vinden. Mijn vader was een soort Archie Bunker. Mijn moeder was zijn Edith. Ik refereer aan de in genoemde jaren roemruchte Amerikaanse Televisieserie “All in the family”.  Mijn vader was nadrukkelijk gezinshoofd. Ambtshalve. Bij wetsduiding.  Hij was getrouwd, dus was hij hoofd der echtvereniging. Van rechtswege. Dat bleek iedere dag, dat ik met hem te maken had, weer.

Omdat hij zo overduidelijk tactloos de baas was, zich van niemand iets aantrok en ongelooflijk veel hobby’s had die klauwen met geld kostten, wat er eigenlijk niet echt was. Ik zat daarom in de vakanties, maar ook in de weekeindes veel bij de paters. En die vonden dat erg gezellig. Ik ook. De karbonades met veel sjuu staan mij nog levendig voor de geest. Thuis vrat mijn vader alle vlees en dure etenswaren op. En in het klooster kon ik ook in die gymnasiumperiode bijtanken. Ik droeg, toen ik tot wasdom kwam, ook de zwarte pakken van kapelaan Verhoeven. Een zorgzame vrouw heeft daar drastisch een eind aan gemaakt. Ze kocht samen met mij veel te dure pakken, die eigenlijk op de universiteit toen al helemaal niet gangbaar waren.

Ik heb nog steeds een bijzondere band met de kerkvader Sint Augustinus. Zijn Regel voor het kloosterleven vond ik wel boeiend. Maar ik moet toegeven, dat ik erg stond te kijken van het seksuele misbruik in de kerk dat in 1998 goed aan het daglicht trad. Zelf heb ik daar nooit iets van ervaren. Ik vond het echter gewagen van onduldbare huichelarij dat de kerk wereldwijd dat al die tijd toch eigenlijk gedoogde. Dat blijft ook vandaag nog steeds een feit. Maar dat vonden mijn heerooms ook. Ook die ome Niek. Die secretaris van de Pools Paus Johannes Paulus II was.  Hij is tien jaar geleden overleden. Hij zat zijn pensioen uit in Clervaux in Luxemburg, in een Benedictijnerklooster. Daar ging ik ook veel heen. Daar, bij Niek in Rome en in Clervaux vond ik mij thuis, je weet gewoonweg niet waar dat nou weer aan ligt. Ik kon mij verder wel overeind houden. Al moet ik ook nu weer toegeven dat ik op de justitiële wereld nog veel meer tegen heb dan op de kerk. Ik vind de rechterlijke macht eigenlijk de nieuwe rooms-katholieke priesterkaste die haar prestige, gezag en macht volledig naar de vaantjes helpt. En ik vrees dat ik daar nog ga achter komen bij leven. En dat ik dan zal moeten erkennen, dat die rechters het er volledig naar gemaakt hebben, net als destijds de priesters.