Huis van Arkel

Zulk een gang loopt ook naar het ongelofelijk oude Huis van Arkel aan de Dennenweg. Dat gebouw ligt vlak vóór het Spekstraatje. Tegenover het homo-café “De Landman”. Ik kwam, toen ik nog werkzaam was aan het Lange Voorhout in het voormalig admiraliteitsgebouw veel in dat Huis van Arkel. Het werd toen als horecagelegenheid gedreven door Martin Richard. Een gesoigneerde homo, die veel verkeerde in hofkringen. Tenminste, dat vertelde iedereen terwijl Martin het glimlachend aanhoorde, zonder het te beamen of te ontkennen. Dat soort dingen zoemt door Den Haag. Geweldig niet? Alleen begrijp ik nooit waarom dat zo interessant is. Maar goed. Waar was die gang verdomme nou weer voor?

Wel: u weet wel dat koning-stadhouder Willem III een man was die wel georiënteerd was op de gelijkgeslachtelijke liefde. Dat was destijds van vitaal belang voor de internationale politiek. Willem vond dat die liefde in ieder geval zou moeten kunnen worden bedreven door de hogere klassen die destijds het lot der naties bepaalden. Dat doen die klassen nog, als u het mij vraagt. En ergens — maar vraag mij niet wáár – kan ik mij daarbij niet goed neerleggen. Maar dat doet er nu even niet toe. Zit niet te lachen, daarachteraan en let op! Willem III had daarom heel veel mooie knapen geplaceerd aan de Hooigracht in de Nieuwe Uitleg. Daar was héél wat te doen, aan die gracht. Willem vond dat die buurt wat betreft de sodomie een soort enclave-status moest hebben: sodomie – de gelijkgeslachtelijke liefde als spierkrachtelijke beweging — was er niet vervolgbaar en zeker niet strafbaar.

Het opmerkelijke is nu, dat ter plaatse nog steeds heel veel homobars aanwezig zijn, waar heel wat eigenaardigs omvalt. Zo ziet men hoe een staatkundige geschiedenis zich organisch blijft voortzetten door de eeuwen. Bij het Hol van Weber wist iedereen hiervan. En ook van zijgangen. Martin Richard wist er natuurlijk ook van. Het was een aardige gozer, die Martin. Charmant. Stralend. Mooie overhemden, prachtige kleding verder. Ik zie het ergens wel. Maar waar het nu precies in zit, dat weet ik weer niet. Ik heb de kamgaren pakken aan, die ik voor weinig bij de vleet betrok bij de Heer Sjaak Hundepool. Met vermaking naar mijn lichaam. Het fraaie groene driedelige pak met een aparte vestzak voor het sleuteltje van de savonet draag ik als president van de G.B.J. Hiltermann-tafel. In “De Witte”. Ik zorg ervoor dat ik in de centrale hall daar dat savonet gelijkzet. En opwind met dat sleuteltje. Langzaam. Weloverwogen. Peinzend rondziend. Zodat iedereen denkt dat ik een hoge ben. Want zo zit ik in elkaar.

Maar echt ravissant zie ik er niet in uit. Een landjonker, dat wel. Daar lijk ik wel op. Maar ravissant zie ik er niet in uit. Dat deed Martin wel. In zijn kleding dan. Niet in de mijne, wat dacht u wel? Hij had weer eens alles mee, die Martin. Ik gaf vaak diplomatieke borrels te zijnent, in die achterzaal van Huis van Arkel, waar ook die gang bereikbaar was. Ik was destijds tegen heug en meug bezig Den Haag te promoten als Legal Capital of the World. Veel topdiplomaten bij Martin, die dat prachtig vond. Onderscheidingen uitreiken. Toespraken houden. Eruditie suggereren.

En Martin zag het helemaal zitten hoor. Zijn zaak ging een diplomatiek krachtscentrum worden. Reken maar. Maar Martin sprong toch maar voor de trein. Vanaf het perron bij station Aerdenhout. Dus wel op sjieke locatie. Hij had mij, na afloop van zulk een daverende receptie in Huis van Arkel reverent in mijn overjas geholpen. Mij gegroet, vriendelijk en afstandelijk wellevend. Tot de volgende keer amice! Het was weer een geslaagd evenement Mon Ami! En toen is hij, uiterlijk gelijkmoedig, naar dat station te Aerdenhout vertrokken.