Immuniteitsstatus toelating III

Meteen na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de regering geconfronteerd met een enorme instroom van vluchtelingen uit Belgenland nadat de citadel van Luik gevallen was en het Duitse Veldleger zich kon ontplooien op de linker-Maasoever, op zijn alles kneuzende weg naar Parijs. In de maanden augustus en oktober beukten de Saksische regimenten zich door Belgisch Limburg en Brabant, door Leuven heen. De Oberste Heeresleitung had hier opzettelijk de Lutherse Saksen voor gekozen.

In de wetenschap dat deze van oudsher een hekel hadden aan rooms-katholieken. De burgerbevolking uit de genoemde gewesten werd dan ook collectief gegijzeld, arrestaties en fusillades waren aan de orde van de dag en na de Val van Antwerpen in oktober 1914 begaven honderdduizenden zich op weg naar Neutraal Nederland. Brandstichting, plunderingen van burgerbezittingen, deportaties waren in de instructies aan de Saksische staven voorzien en hoorden tot de oorlogsgewoonten, nu de Belgen zich waarachtig militair effectief bleven verzetten, wat toch niet vernünftig was.

Het kabinet-Cort van der Linden besloot dat de gevluchte burgerbevolking niet langer zou kunnen blijven wanneer de actuele oorlogsdreiging was geweken – en het oordeelde in november al dat dat het geval was – voorts, dat dus geen toelating gegund kon worden en voorts dat de opvang geen zaak was voor de rijksoverheid, dan bij uitzondering. Het kabinet stelde Gustave Ruys de Beerenbrouck aan als Centrale Regeringscommissaris om de opvang zoveel mogelijk de concentreren en af te dempen en de private charitas, meestal geïnitieerd door de roomse kerk in de grensstreken, onder toezicht te stellen.

Van de regering. Met het oogmerk de gevluchten ten spoedigste uit te leiden, op basis van verdragen met de Duitse bezettingsmacht. Deze werden steeds op bilaterale wijze gesloten met vertegenwoordigers van het Duitse militaire bestuur, vaak via Ortskomandanturen. Niet met de regering van België, die overigens zich verplaatst had naar het Franse Saint Adresse bij Le Hâvre. Als geallieerde. Van de Britten en Fransen.  Ook in de wetenschap dat deze Duitse autoriteit van plan was deze teruggekeerden te deporteren naar Duitsland voor de oorlogsindustrie, nu de twee fronten-oorlog langer ging duren dan Berlijn ooit voor mogelijk had gehouden.

De regering bracht Belgische gezinnen over naar kampementen boven de Grote Rivieren, zulks met het oog om eventuele destabilisatie in de grensstreken tegen te gaan, want de Belgen bleken niet makkelijk inschaarbaar in het Nederlandse dagelijks leven en bleven ook vijandelijke opstellingen tegen de Duitsers openlijk kenbaar maken, waaraan Berlijn wellicht aanstoot kon nemen. Verder wilde Den Haag voor zijn gemaakte kosten uiteindelijk integrale schadeloosstellingen van de Belgen, waarbij het onderbouwde rekeningen met kwitanties wilde kunnen overleggen.

Mede daarom verscherpte Den Haag het toezicht. Het beschouwde de Vreemdelingenwet en de uitvoeringsbesluiten als instructienormen en de met de Duitsers gesloten terugleidingsarrangementen evenzo. De vluchtelingen konden er geen rechten aan ontlenen en konden ter fine van verwijdering oeverloos in detentie gehouden worden. Dat werd verder nader geregeld in Koninklijke Besluiten ter uitvoering van de Vreemdelingenwet. Dat bleef praktijk. Ook na de Tweede Wereldoorlog.

Ook onder de vigeur van de Vreemdelingenwet 1965, die, net als de Uitleveringswet-1874 en 1967 werd gezien als een catalogus van instructienormen jegens de administratie en de regering, die ook in achtgenomen moesten worden bij het sluiten van uitleveringsverdragen, uitzettings- en terugleidingsovereenkomsten tussen Nederland en staten, waaruit significant veel personen vertrokken naar Nederland op de zogeheten risicodragende reistrajecten.

Die, waarvan vreemdelingen met ontoereikende vluchtrelazen opmerkelijk vaak gebruik maakten, resulterend steeds in documentloze aankomsten. Meestal, nog, in dit stadium, op internationale luchthavens in Nederland die ook grensbewakingscontroles plachten uit te voeren, en verband waarmee soms achter de grensbewaking detentieruimten werden gecreëerd. Met opvangfaciliteiten die via non-gouvernementele organisaties wereldwijde vermaardheid hadden.