Gedurende de Tweede Wereldoorlog, na de enorme en groteske tankslag bij Koersk in 1943, kwamen vanuit het oosten weer horden vreemdelingen westwaarts West-Europa binnen. Deze keer was de vloedgolf zeer heterogeen samengesteld, wat Nederland betreft en vanuit het standpunt van de moerasdelta van Schelde, Maas en Rijn bezien.
Allereerst kwamen veel zwaar verwonde soldaten Nederland binnen herkomstig uit de gelederen van de met Groot-Duitsland verbonden legers die in Sovjet-Rusland hadden gevochten tegen de Rode divisies. Soldaten, beroofd van ledematen, ernstig hersenletsel of lijdend aan defecten ten gevolge van bevriezing. Het Oberkommando der Wehrmacht had al spoedig besloten eind 1942 dat deze ongelukkigen getransporteerd moesten worden naar Nederland om daar eventueel genezing te vinden en voorzien te worden van kunstmatige ledenmaten.
Deze regio gold nog als zeer veilig, er was een goede infrastructuur, uitmuntende medische voorzieningen, vooral op het gebied van de aldaar ook vervaardigde röntgenapparatuur. Deze massa damnata moest buiten het zicht blijven van het Duitse civiele publiek. Want de Führer had veel te vroeg victorie gekraaid, al in 1942, bewerend dat de Rode Legers beslissend waren verslagen.
Dat publiek mocht niet zien dat dat allerminst het geval was. En de enorme aantallen zwaargewonden en blijvend gemutileerden waren symptomatisch voor dat tegendeel. Verder kwamen ook grote aantallen door de Duitsers gemaakte krijgsgevangenen naar Nederland en gedeporteerden uit Wit-Rusland, Georgië en de Ukraïne. Dezen hadden vaak aanvankelijk gemene zaak gemaakt met de Duitse oprukkende troepen.
Dezen schenen onoverwinnelijk, maar ook rassendiscriminatoir jegens Slaven. Dezen mochten tijdelijk onderdanige dienstjes verrichten maar bleken, wat de Duitsers betreft, niet germaniseerbaar. Zij werden verbannen naar achterhoedes en westwaarts doorgezet voor tewerkstellingen in de Duitse oorlogsindustriëen of de aanleg van fortificaties binnen het Atlantikwall-project.
Nadat de krijgskansen steeds meer tegen het Germanendom keerden, kwamen deze gegijzelden in de onmogelijke positie dat ze geen verblijf zouden kunnen houden in Groot-Duits verband maar uiteindelijk ook niet zouden kunnen teruggaan naar hun landen van oorsprong. Niet ongestraft en niet levend, had Stalin besloten, want ze hadden Moedertje Rusland verraden. Voorts hadden de Duitsers op hun beurt in Centraal-Europa enorme volksverhuizingen naar het westen veroorzaakt. Bijvoorbeeld door Germaniseerbare volken westwaarts te sturen, Heim ins Reich – denk aan de Sudeten Duitsers of de Pommerse Polen of juist oostwaarts, naar de korenvelden van de Ukraïners waarheen waarachtig Drentse of Achterhoekse plattelanders heen werden gezonden ter kolonisatie.
Na 1943 gingen deze verschillende naties op drift, doorgaans verder westwaarts, op de vlucht voor de oprukkende van wraak doorgloeide Rode soldaten. Deze ontheemden stieten weer op oostwaarts trekkende Angelsaksische troepen, op weg naar Berlijn en maakten halt, om vervolgens ook weer weggetransporteerd te worden als displaced persons, vaak naar de Franse bezettingszones. Ze kwamen opvallend veel in Nederland terecht bij concentratie-oorden zoals de Verboden Stad in Eindhoven, waar ze aan defecte politieke onderzoeken werden onderworpen.
Ze vertrokken ook weer, nu vaak met lijfsdwang, maar doken als het enigszins kon ook weer onder. Ze hadden veelal heel wat op hun kerfstokken. Daar kregen de Nederlandse vreemdelingendiensten mee te maken, die de Here zegenden dat ze vrijwel naar believen en soms willekeurig konden handelen, vooral omdat al spoedig de Koude Oorlog naakte. Hun ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Defensie taalden er niet naar om de wet van 1849 in te trekken en te vervangen door één met gestroomlijnd procesrecht vol waarborgnormen en beroepsvoorzieningen.