Wat de Hoge Raad deed in zijn Harmonisatiewet-arrest was: het corrigeren van een defecte wetstekst. Via getrapte ficties die volstonden van hypothetische gissingen over wat er gebeurd zou zijn, wetgevingstechnisch gezien, als de wetgever beter uit zijn doppen had gekeken. Dat begon de rondreizende rechter, die fictieve superjurist, steeds vaker te doen na de zestiger jaren, want het beviel die rechter best dat hij deze Universalgeist bleek te hebben. Zijn macht wies en hij werd daarvoor ook nog uitbundig geprezen door de academische gremia die tegen het politieke establishment steeds meer zwarigheden ontwikkelden.
Bezwaren, kritiese stellingnames vaak ontwikkeld via Angelsaksische maatschappijcritici die heel specifieke mensbeelden koesterden van emancipatoire aard over grondrechten, hun uitoefening, de daarbij relevante rechtsbeginselen en de burgerschapsrechten. De iudex viator maakte de samenleving nieuw via kunstige mallen van toverformules zoals wat redelijkerwijs toerekenbaar was, redelijkerwijs voorzienbaar, redelijkerwijs verdisconteerbaar en wat naar de aard een zodanige strekking had dat het betekenisvol was voor het individu als waarborgnorm. Dat deed de Hoge Raad heel kundig, maar de Straatsburgse Mensenrechter ook. Die besliste in een onnavolgbaar Engels dat op zichzelf al een linguïstisch kunstwerk was. In het gangbare, Mandarijnachtige jargon van de rechtsfilosoof Dworkin, bijvoorbeeld. Die bijna niemand had gelezen en daarom vaak citeerde.
Omdat dat meteen ook verhulde dat er hier een beperkt aantal geselecteerde bofkonten aan het woord was, die via een systeem van zelfbewieroking aan een verscholen maar aanzienlijke macht was gekomen. Die per definitie nooit democratisch gelegitimeerd was. Omdat de rechter onafhankelijk was en moest blijven van wat de volkse mainstream mening was, aangezien het volk nooit zelfreinigend kon denken. De vraag was zelfs of dat volk wel goed kon denken.
Niet waarschijnlijk, want anders had de vertegenwoordiging van dat volk nooit zo’n stupide wetsbesluit laten passeren, dat in een bepaalde concrete casus waarin die rechter zijn ficties beoefende aan de orde was. Het was de rechter die hier heilzaam corrigeerde. En daarvoor ook geen bijzondere dank behoefde. Want hij bleef bescheiden, al was Meindert Wijnholt enorm trots op zijn vondst om wetten te toetsen aan het Statuut. Hij wist te voren dat de Hoge Raad hem daarin zou terugfluiten. Daarom was het zo’n interessante beslissing geweest. Van Meindert. Hij durfde toch maar. Hij liep toch maar voor de troepen uit. Iudex viator.