Jurisdictiekring ICC VI

Vanaf 1993 heeft Nederland zich aangeboden als gastland voor internationale tribunalen en hoven met een diversiteit van jurisdictiekringen. Dat heeft onder meer geleid tot de vestiging van achttien straftribunalen met verschillende rechtsmachtkringen en juridische mandaten erkend door of vanwege de Verenigde Naties, waaronder het ICC. Maar daarnaast bood het ook de zeteling aan ten behoeve van bijzondere arbitragecommissies, tribunalen met een bijzondere jurisdictiekring, en zelfs aan nationale gerechten van VN-Charterpartijen die een grensoverschrijdende rechtsmachtkring zouden moeten geldend maken.

Een kring derhalve, die zo’n nationaal gerecht, verblijvend op Nederlands grondgebied, noodzakelijkerwijs in positieve jurisdictieconflicten moest brengen met andere staten, mogendheden of supranationale organisaties. Entiteiten of jurisdictie-eenheden derhalve die er rechtsmachtkringen op na hielden met een vergelijkbare scoop van de heerschappij van de regelen, die het via enig publiek geweldsmonopolie zou moeten doen handhaven. Het zogeheten Lockerbietribunaal was daar een aandachttrekkend voorbeeld van, dat dan ook uiterst kritisch werd gevolgd door de internationale media en het juridische wereldgeweten dat toch wel beschikt over een zekere substantieve grondslag. Het bestaat.

Maar niemand weet tevoren of en hoe het zal spreken en wat klassiek gesproken zijn opinio neccesitatis universalis zal zijn: zijn noodzakelijkheidsbewustzijn om traditionele rechtsmachtverdelingen terzijde te stellen en bijzondere rechtshulpprestaties te vergen. Dat was bij het Lockerbietribunaal in de hoogste mate het geval. Dat was een Schots Hof dat in Nederland, in Kamp Van Zeist zetelde in de provincie Utrecht en dat zich zou moeten buigen over de terroristische aanslag op vlucht 103 van de Noord-Amerikaanse luchtvaartmaatschappij PanAm op 21 december 1988 boven het Schotse plaatsje Lockerbie.

De werkhypothese van de Schotse Aanklager was, dat Libische ambtenaren van de Geheime Dienst aan boord van een Boeing 747 van PanAm een semtexbom zouden hebben geplaatst in het bagageruim. De CIA was van het begin af aan bij het opsporingsonderzoek sterk aan het sturen in de richting van de betrokkenheid van de Libische regeringsleider Moámmar al-Quadhafi die daartoe twee agenten bij die Geheime Dienst zou hebben geronseld.  Die CIA legde daarvoor prima facie-evidence (bewijsmateriaal dat op het eerste gezicht overtuigend was voor de redelijkheid van deze verdenking) over aan Tony Blair, destijds de premier van Groot-Brittannië die de reputatie hooghield sterk transatlantisch georiënteerd te zijn, een reputatie die Blair nadien ook van voldoende feitelijke grondslag voorzag. De CIA maakte aannemelijk – wederom op het eerste gezicht – dat twee beambten van genoemde Dienst een koffer hadden aangeboden in Frankfurt ter fine van transit via dat PanAm-vliegtuig.

Dat bewijsrelaas, dat “verkennend” werd genoemd was kennelijk voor Whitehall in dit stadium gerede aanleiding om de Schotse justitie ervan te overtuigen dat zij in actie moest komen, want, zo was de redenering, de aanslag had in de territoriale luchtkolom boven Schotland plaats gehad, dus was het Schotse territorialiteitsbeginsel in het geding. Al Quadhafi was bereid mee te werken aan een zekere supranationale rechtsgang als dat bewijsmateriaal bij de Schotten rechtsingang zou kunnen rechtvaardigen op basis van Schots strafvorderingsrecht.

Dat deed Quadhafi, omdat Libië kreunde onder een absolute economische en financiële isolatie ten gevolge van mondiale sanctiemaatregelen tegen Libië dat zich kennelijk een aanslag had durven permitteren op de algemene veiligheid van de burgerluchtvaart, een rechtsbelang, dat van vitaal belang was voor alle staten ter wereld. Het universaliteitsbeginsel mocht dus worden ingeroepen. Het principe dat een delict vervolgbaar is als het duidelijk is dat een vijand van het menselijk ras doende is de internationale publieke rechtsorde te bedreigen. Dáár ging het primair om bij de Resolutie die de Veiligheidsraad te dezer zake zou moeten slaan: duidelijk zou moeten zijn dat dat Schotse Hof optrad, min of meer, als trustee van het internationale rechtsgeweten dat voorondersteld wordt in het VN-Charter.

En niet als wreker voor een moord, meermalen begaan in volle vlucht op nationalen van USA-herkomst of enige Westerse nationaliteit van dien aard. Er zaten ook Engelsen aan boord van deze vlucht. Dat zou immers activering van het volkerenrechtelijk verboden passief personaliteitsbeginsel zijn. En dat zou in de niet-Westerse wereld nogal wat woede en wrok rechtvaardigen. De Islamitische wereld zou dan meteen in New York aan de bel hangen. Met vragen of de Veiligheidsraad ook een dergelijke verstrekkende Resolutie zou slaan als een vergelijkbare aanslag zou zijn begaan ten laste van Arabieren, Islamieten of bezitters van enige nationaliteit herkomstig uit het Midden-Oosten. En het antwoord zou dan waarschijnlijk ontkennend moeten zijn, want dergelijke verzoeken waren eerder al door de Raad van de hand gewezen. Het Hof zou moeten zitten in een te dezen ook onvoorwaardelijk neutraal land. Nederland. Dan zou Quadhafi kunnen meewerken. Zonder gezichtsverlies.