Jurisdictiekring ICC VIII

Resolutie 1192 had mede ten doel negatieve jurisdictieconflicten tegen te gaan tussen de staten met massale civiele passagiers- en cargovluchten op intercontinentale lijnen waar vele luchtvaartkapingen plachten plaats te vinden door vaak ideologisch bevlogen terroristen sedert 1972. Opvallend was immers dat steeds meer niet-Westerse landen bij deze kaping terugvielen op het personaliteitsbeginsel ter rechtvaardiging van extraterritoriale strafmachts-uitoefening. Veel van deze terroristen werden voortgestuwd door bepaalde varianten van het Islamisme dat een universeel kalifaat beoogde of stomweg de uitroeiing van het Jodendom, ook wereldwijd. Dat Jodendom dus, opgevat als persoonlijke eigenschap die soms biotisch racistisch gedefinieerd werd, soms religieus en soms levensbeschouwelijk.

De Westerse landen waren sedert 1927 overeengekomen onderling bij deze vervolgingen het territorialiteitsbeginsel te hanteren. Waarbij dus de plaats van een luchtvaartuig in een territoriale luchtkolom beslissend was ter rechtvaardiging van een rechtsmachtaanspraak.  De plaats, waar dat vaartuig zich bevond toen de aanslag plaats vond. Die luchtkolom werd dan verder subsidiair nog via allerlei territorialiteitsficties uitgebreid en aangevuld. Zoals die fictie van de subjectieve bestemming: een vliegtuig werd geacht óók daar te zijn waar de eindbestemming volgens luchtvaartplan of koers zou zijn, waar het tijdelijk in transit zou havenen, alles volgens de voorstelling van luchtvaartmaatschappij, gezagvoerder, adressaat van cargo (men denke aan de luchtmail) of houder van de ladingslijst die als eerste verzekerde kon gelden.

Ook daarbij trachtte men aan te blijven sluiten naar analogie bij het traditionele ongecodificeerde zeerecht. Zoals men dat nu nog tracht te doen voor de commerciële luchtbeurtvaart bij het jurisdictiesysteem van het VN-Zeerechtverdrag van Montego Bay van 1983, het befaamde UNCLOS (United Nations Convention on the Law of the Sea). De Resolutie wilde beslist dat de bij de uitvoering van deze beslissing van de Veiligheidsraad betreffende de strafrechtelijke afdoening van de Lockerbiebombing dat zorgvuldig gesponnen jurisdictiespinnenweb niet beschadigd zou worden. Dus: dat de rechtsmacht  door Groot-Brittannië niet gerechtvaardigd werd door een excessief beroep op het onbeperkt passief personaliteitsbeginsel, zoals de USA eigenlijk aanvankelijk wilde.

Nederland, als land met een aanmerkelijke densiteit van commerciële luchtvaartlijnen had daar groot belang bij, vooral omdat het personaliteitsbeginsel, actief of passief begrepen ook privaatrechtelijk geweldige consequenties kon hebben, bijvoorbeeld voor de assurantieverplichtingen van de maatschappijen, de uitkeringsmodaliteiten van de schadeloosstellingen en de afdoening van claims van erven en rechtverkrijgenden. Men poogde in New York aan te blijven sluiten bij de zogeheten anti-Lotusdoctrine die door het Internationale Hof van Justitie als orgaan van de Volkenbond was gevestigd in 1927.

Daarin werd mede beslist dat de passieve personaliteit alléén geen toereikende rechtsgrond kan zijn voor extraterritoriale rechtmachtsclaims in interstatelijk vrij gebied, toen de SS-Lotus, van Franse nationaliteit, een Turkse felouk overvoer ten gevolge van een navigatiefout in volle zee, verwijtbaar aan de Franse Eerste Stuurman M. Demons. Turkije claimde over dat misdrijf begaan aan boord van de Franse mailboot Lotus volledige prioritaire rechtsmacht. En het zette de Franse rechtsmachtsaanspraken volledig ter zijde. Omdat de slachtoffers van Demons fout de Turkse nationaliteit hadden. Het Westen realiseerde zich ook toen al, met een schok, dat het primaat van het territorialiteitsbeginsel dat gold bij de afdoening van jurisdictieconflicten helemaal niet vanzelfsprekend was voor staten buiten het Westerse rechtsmassief.

Na 1972, toen de luchtvaartkapingen met terroristische motieven mode werden, kwam dat Westen er helemáál pijnlijk achter dat Aziatische en Islamitische staten dat primaat juist toekende aan de varianten van het personaliteitsbeginsel die de Aziaat of Islamiet juist in het buitenland de bescherming van het eigen, nationale, vaak ideologisch gegronde, recht beoogden te borgen. Een vliegtuig, maar ook een vaartuig, werd daardoor automatisch voorwerp van heftig botsende jurisdictieclaims, vooral omdat de staten die dat personalistisch primaat aanhingen ook nog vonden dat noch dader noch slachtoffer zich kon ontdoen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Denaturalisatie of denationalisatie waren dan volgens het nationale recht van herkomst van deze dader of dat slachtoffer rechtens nietig.

Zoals dat nu bij dergelijke staten ook pijnlijk blijkt wanneer zij aandringen op de nakoming van de hoogstpersoonlijke dienstplicht ten laste van dergelijke gedenaturaliseerden of gedenationaliseerden. Het gevolg van die nietigheden is tevens dat bij passagiers van transoceanische en transcontinentale vaarten zich vele onbekende en ook niet kenbare bipatriditeiten en polypatriditeiten voordoen: opeenstapeling van meerdere nationaliteiten bij één persoon, waarvan hij soms zelf niet de geringste notie heeft. Ook dát kon bij de afdoening van de Lockerbiebombing een rol gaan spelen nadat de zaak te Zeist zou zijn uitgeroepen. Want een goede burgerlijke standsregistratie had Tripolis nooit tot stand kunnen brengen, zoals ook in veel staten die hadden gedeeld in het rechtsgebied van het Ottomaanse Rijk het geval is. Terwijl in Azië deze polypatriditeiten gekoesterd worden als gevolg van een bepaalde totalitaire staatsopvatting die personeel bepaald is. Waar de nationaal gaat, is het oorspronkelijk herkomstrecht vanzelfsprekend toepasselijk. Een band, die niet te slaken is.