Al weken lang hing er een vage rioollucht in de hal, beneden in het trappenhuis. Die lucht verinnigde zich op de eerste etage in het rommelhok waar ook een soort garderobekast staat. Maar in het centraal trappenhuis rook men niets. Weer wel helemaal op de derde verdieping, bij een groot tuimelraam naar het daktuintje toe. Het was vreemd. Recherches in de waterleiding- en rioolafvoeren onder de kruipruimte in het vestibule op de parterre leverde geen aanwijzingen op voor de oorzaak. Maar die kwamen toch aan het daglicht toen de uitbater van de huistextiel- en woningstofferingszaak in het belendend onderhuis in de gemeenschappelijke kruipruimte verder naspeuringen deed ondernemen door rioleringsdeskundigen.
De gezamenlijke T.splitsingen in de gresbuizen die aansluiting geven op het gemeentelijk stamriool waren verstopt door een vooralsnog niet identificeerbare massa. Een vervette kneedbal was daar gefilmd in het buizenstelsel pandinwaarts. De gissing werd geopperd dat ze was samengesteld uit wegwerpluiers, tegenwoordig niet ongebruikelijk bij de reiniging van kinderbillen. Een verder opsporingsonderzoek bleek noodzakelijk. Het leek niet onwaarschijnlijk dat, gelet op verder getraceerde opeenhopingen van deze massa, die dagelijks groeide, een medebewoonster van het appartementscomplex deze luiers regelmatig in haar WC wierp. En doortrok. Dit voor de perfectionisten, die een volwaardig verslag wensen.
De desbetreffende pot moet regelmatig hebben gegorgeld. Maar aangezien de aanhouder vaak wint bleek dat er dan zeer krachtig werd doorgetrokken door de gebruikster. Die, alweer kennelijk, een beroep of gewoonte maakte van het tijdelijk oppassen van kinderen, het luierstadium nog niet ontwassen. De bewoner van het grootste appartement meende gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd dat al eerder waargenomen te hebben. Want regelmatig schril gekrijs in die nachtelijke uren wees erop dat de belendend appartementsgerechtigde logies bood aan minderjarigen derden.
Zulks met een dichte frequentie. Er werd dan ook veel gestommeld en gepraat. En soms langwijlig gedreind en gezongen. Maar daar was die hoofdbewoner al gewoon aan. Men woont tenslotte in een stad waar particulieren tijdelijke woonst plegen te bieden aan personen die voor zakendoeleinden een pied à terre zoeken. Een zeker vlottend bestand aan bewoners is daarvan het onvermijdelijk gevolg. Veel last heeft men daar niet van als men noch trappenhuis noch portiek hoeft te delen. Dat men zulks bij het riool wel moet doen, blijkt pas bij haperingen in het buizenstelsel. Zoals bij die samenpropping van de bovenbesproken bal.
Die massale bal werd verwijderd in de gresbuizen, die overigens ook haarscheuren vertoonden. Ook niet onbegrijpelijk in een perceel waarin de bewoners hem al meer dan tachtig jaren stofwisselingstechnisch van katoen plachten te geven. Een pittig rondschrijven van de voorzitter van de vereniging van eigenaren deed aanzegging dat men geen wegwerpluiers, schoonmaakdoekjes en reinigingsutensiliën anderszins diende weg te spoelen via de waterclosetvoorzieningen. Die waren en zijn daarop niet berekend. En de kosten van de doorblazing van de gresbuizen werden versleuteld in rekening gebracht volgens de appartementsdeelgerechtigdheden, die knap ingewikkeld zijn.
Een aardig saldo debet aan deze gerechtigden. Dat zou tevens afschrikkend werken ten aanzien van de hervatting van de wegspoelingsnooddruftigheden. Het leek, gelet op de aard van de faecaliën, niet onwaarschijnlijk dat destijds gedurende langere periodes een illegale bijverdienste werd gegenereerd door een van de rechthebbenden. Een zakgeldje dat geworven werd door oppas in de avondlijke stonden en daaraan volgende logiesverschaffing aan kleuters en hummels. Deze preventieve werking bleek er op het eerste zicht te zijn. De spoeling bleef dun, de stank verdween. Maar niet voor lang.
Ze manifesteerde zich nadien wederom, maar nu in het midden van de voorbije novembermaand. Wederom volgde inspectie. En wederom bleek het euvel met oorzakelijkheden identiek. Thans echter was een ingrijpende en langdurige herstelling van het binnenpandig afvoersysteem mét dat via het stamriool onontkoombaar. Met als bijkomend gevolg dat de bewoners hun plengoffer aan de menselijke stoffelijke imperfectie overdag zouden moeten doen op een emmer.
Het werd aanbevolen zulks te doen. Verplicht was het niet, maar ophouden van de stofwisseling in het lichaam zou wellicht voor constipatie met bijbehorende verschijnselen kunnen leiden. Doorspoelen, terwijl gemeenteambtenaren doende waren met restauratie van het stamriool werd sterk afgeraden. Het perspectief dat ook de kerstdagen emmermatig zouden moeten worden uitgezeten leek niet onwaarschijnlijk.