Komkommertijd

Inmiddels is de komkommertijd van de maanden juli augustus en de eerste twee weken van toekomend september aangebroken. Op het eerste gezicht lijkt het politieke circuit niet alleen omgevolkt maar ook ontvolkt. Het lijkt erop dat er niets gebeurt en dat alle participanten aan de tragikomische parlementaire vertoningen van de 3e-4e juli jongstleden behoedzaam hun wonden zijn aan te likken, te verzorgen en deze bepleisteren.

De ervaren waarnemer weet beter en verneemt ook in de vroege ochtend wel anders in de diverse koffietentjes in het centrum van Den Haag die tegenwoordig al vanaf zes uur in de ochtend open zijn. Daar scholen politieke assistenten, opiniemakers en onderzoeksjournalisten al hijgerig samen, maar daar komen ook topambtenaren hun cafeïne-shot halen om de dag te doorstaan, op zoek naar nieuwe, zeer gewenste, narratieven.

We weten allemaal waar de meest betrouwbare bronnen even aanleggen om hun take away-beker te scoren en we weten ook dat destijds daar de nieuwe lonten uitgerold werden voor de schandalen die in die ochtendlijke uren werden geconstrueerd. Want er komen daar ook de ambtenaren, die de dossiers moeten bijhouden van hun bewindspersonen en die alvast oplegnota’s moeten maken voor het geval dat er weer een lijk, soms in verre staat van ontbinding, uit de kast komt vallen terstond nadat de Berliner van Willem II de onnaspeurlijke route heeft afgereden onder tromgeroffel, bazuingeschal en het amechtig hoempen van de bombardons van de diverse militaire korpsen.

Dáár was het dat de “bonnetjes-affaire” werd gereconstrueerd, dáár was het, in die tentjes, dat de zaak-Marc van Nimwegen ampel werd besproken en wie het met wie deed en tegen welke prijs, dáár was het dat bekeken werd of Plasterk al rijp was voor de treffer onder de buikgordel of dat eindelijk het knietje tegen het viriele klokkenspel van een scheidend minister-president al of niet geplaatst moest worden en met welke kracht.

Dat gebeurt al lang niet meer in de daarvoor bestemde ruimten zoals Nieuwspoort en dat hoeft ook niet gelet op de netwerkcontacten die allen die er even binnentreden via-via daar weten te leggen. Zij zonderen zich onverwijld af, als ze daar het juiste contact hebben kunnen traceren en hebben kunnen vaststellen of het ook op dit tijdstip raadzaam is ergens een mobieltje te doen overgaan. Er is zelfs een tentje waar daartoe een apart bovenzaaltje beschikbaar is, dat alleen aannaderbaar is via een rottige wenteltrap die alleen habitués kunnen ontwaren.

Het gaat niet om de feitelijke vaststellingen, maar om de vraag hoe een bepaald narratief zo in te richten dat het op een beslissend moment een bom kan doen exploderen onder een tot dan toe nog betrekkelijk onbezoedelde ambtelijke of politieke loopbaan. Die bezigheid is noch afhankelijk van tijd of plaats, noch van de betrouwbaarheid van de initieel aangeboorde bronnen, die immer, in het eindnarratief, “”hooggeplaatst” heten. En zij richten zich nu geconcentreerd op de hoofdrolspelers van de charade van de week waarin de regeringsverklaring het grondthema bleek voor een hernieuwd hitsig Bal Tabarin.

Het nieuwe volksvermaak. Waaraan geen parlementariër zich onttrekt. En omdat Schoof er lichtend middelpunt van was, als gold het een verkeerd getoonzette en mispassende operette, is het Schoof die alle aandacht heeft van het journaille. Men mag nu aannemen dat Schoof zich dat bewust is. En dat hij niet verrast is hoe, wanneer en te welker gelegenheid een voetzoeker knalt, al was het maar om Schoofs reactie te zien. Maar laat Schoof toch maar vast oefenen, dat is mijn advies. Vrijblijvend.