Steeds geringer wordt het aantal kraampjes op Het Plein op donderdag. Er staan er nog vier. De laatste van de Mowhikanen. Alleen Erik Klee, de vernuftige boekenbaas, brengt nog waardevolle aanvoer mee die de moeite van het vroeger opstaan waard is. Het is niet langer duister meer wanneer de ouden van dagen rochelend, fluimend, niezend, proestend en kuchend bijeenscholen onder het flapperend zeildoek in afwachting van de schatten die Erik uitstalt. En men dringt, drumt, stoot en elleboogt om een enigmatische kaft te pakken te krijgen die dan toch weer tegen blijkt te vallen. Hoop doet leven.
Dat vinden de meeuwen met hun starre helle gele duivelsogen ook, in afwachting van de stukken sprits die in kruimels op de kraam liggen als een van de kraamlui bij De SPAR in de Lange Pooten koffie gaat halen met koek voor de merkwaardige negotianten die de economie draaiend willen houden. De meeuwen duiken, krijsen en scharrelen met de enorme nagels tokkend op de planken van de kramen. Nergens zijn ze bang voor. Iets later arriveert Jan Overduin, de fotograaf, die deze eigenaardige avifauna meesterlijk op de gevoelige plaat vastlegt, aldus eeuwigheid een ogenblik tot kunst verheffend. Het zijn fraaie illustraties van een marginale mensheid die verbeten om den brode blijft vechten, ook in de deemstering van menig onzalig uur. Het is stil, zo in de ochtend.
Verregend blinken de keien en tegels onder de lantaarns en de ledlichten die onzegbare troosteloosheid bijbrengen aan de uitstallingen. Het is nog geen tijd voor ongein of gevatheid. En ook niet voor politieke bespiegelingen. De zaak moet nog loskomen. Dat gebeurt, de natuur is mild, vanzelf. Als de knijpjes de deuren openen. En de terrassen verlicht worden met vuurtjes van gaspijpen, die ronkend flakkeren en een matineus kampeerkampgevoel losmaken voor de verrafelde gestalten die ijlings naderkruipen. Achter de grote schutting voor het praathuis van de volksvertegenwoordiging komt reuring vanwege bouwvakkers die inderdaad hun bouw gaat vakken.
Willem de Zwijger kijkt over de schutting heen. Hij had het altijd al gedacht: dit volk verdient erbarmen van godswege. Er moet inderdaad nog aan gewerkt worden. Het zal lang duren. Een blik op de landlopers op hun bankjes uitgestrekt de dageraad verbeidend overtuigt de passant. Een lege jeneverfles rolt, voortgestuwd door de ochtendbries, kletterend onder een van die meubels vandaan. Aandachtig kijken wij er naar. Het gerief komt tot stilstand tegen de richel van de sokkel van het standbeeld van de Vader des Vaderlands. Deze samenleving verdient beter. Nederland is niet af. Al dacht Lubbers van wel. En al dacht hij dat dat aan hém te danken was.
Maar toen was Lubbers al enigszins de weg kwijt, zoals insiders je kunnen vertellen. Dat kunnen insiders altijd. Daar leven ze van. Vooral in Den Haag. Daar loont dat. Zolang je de Nieuwspoortcode maar respecteert. Dat valt niet mee. Want niemand weet precies wat die inhoudt. Maar wel, dat alleen degenen met zeven groene vinkjes op hun conduitestaat er een beroep op mogen doen. Vraag maar aan Joris Luyendijk. Die komt dan ook nooit bij deze kramerij op Het Plein. Daar heeft niemand vinkjes. Alleen maar grasparkieten. En die schreeuwen alles uit wat hen voor de snavel komt. Niemand luistert. Maar iedereen hoort ze. En wordt ondergescheten. Jan Overduin fotografeert dat bekwaam.