Meimarkt Voorhout

Een mens zou het haast vergeten, maar de Antiekmarkt op het Voorhout is waarachtig toch weer van start gegaan op 2 mei jongstleden, een donderdag dus. Het was niet zo’n fraai weer. Regenachtig, kil, vlagen van koude striemen, klapperend tentzeil. U kent dat. Al veertig jaar lang hetzelfde ritueel. De marktmeesters vanwege de gemeente Den Haag komen de standplaatshouders plechtig groeten.

En natuurlijk de gelden innen voor hun plek. Veel gemor, deze keer. Omdat Den Haag er niet veel meer aan doet, aan deze intieme markt onder de groenende bomen van het Voorhout. Er komen wel veel toeristen langs die van hun gidsen oeverloze uitleg krijgen. Ze staan devoot rondom hun leider geschaard die heftig praat in een minimicrofoontje en soms wat aanwijst.

Ze luisteren via hun oordopjes aandachtig, vooral als het Aziaten zijn. Ze houden gesloten gelederen en hebben geen contact met de Hagenezen. Dus ook niet met de uitbaters van de kraampjes, die ze bijna als natuurverschijnsel ervaren of uitgestalde acteurs die ingehuurd zijn om het tafereel luister bij te zetten. Ze rukken op het signaal van de gids op.

En marcheren zwenkend noordwaarts, naar de Kneuterdijk en vandaar, via de Heulstraat naar het Paleis Noordeinde. Ongetwijfeld allemaal kundig uitgelegd in hun Aziatische taal. Ik zou weleens willen weten hoe “Het Groene Zoodje” in het Japans klinkt. De plaats waar de gebroeders De Witt gelyncht werden door woedende Oranjeklanten. En hoe de gids dat uitlegt. Dat moet voor Japanners toch onbegrijpelijk zijn. Met hun eeuwenoude Keizerrijk. En hun militaire bestuur camarilla’s. Ik zal dat nooit weten. En deze Japanners zullen ook nooit begrijpen wat een stadhouderloos tijdperk was.