Memoires ter gezinsdigerering

Nu lees ik dat Frans, mijn oudste broer, zijn herinneringen in boekvorm heeft uitgebracht. We hebben weinig contact. Het is inderdaad zo dat hij in de derde klas van de HBS al een gedrevenheid had om bij het toneel te gaan. Als acteur. Dat zagen vader en moeder niet zitten. Die wilden een net beroep waarin Frans geld kon verdienen om een rijtjeshuis te kopen en een vrouw te onderhouden. En kinderen te krijgen. Frans was de stamhouder. Een knappe jongen, ook om te zien.

Leek op een Beatle. Ik geloof: Paul MacCartney. Meiden bij de vleet. Maar Frans wilde niet naar de strenge Sint Jorisschool, waar ook de Strijpse wijkgenoot De Wit op zat. Hij wilde groots en meeslepend leven. De wereld veroveren. Dat heeft hij tot op zekere hoogte ook gedáán. Hij is in de toneelwereld een coryfee geworden, voor zover ik begrijp. Het boterde niet erg tussen ons.

Ik was de tweede zoon. Wat ik uitvrat, was eigenlijk veel minder van belang. Dat vond ik zelf ook. Ik moet ook aantekenen dat het mijn vader uiteindelijk niet veel kon verblotenkonten wat zijn zoons maatschappelijk bij elkaar prutsten. Als hij er maar geen last van had. En als het niets kostte. Bij mij kostte het niets. Bij Frans wel. Maar het was de moeite waard, vond moeder, die overigens misprijzend op mijn ambtelijke bezigheden placht neer te kijken.

Mijn moeder was veel en veel ambitieuzer. Die was vroeger op een kerkelijk atelier geweest. Ze vond, dat ze ook kunstenares was. Dus ze herkende veel goddelijke vonken in haar oudste zoon. Ze ging ook aanvankelijk naar al zijn voorstellingen. Maar toen Frans naar Amsterdam ging, was dat niet meer mogelijk.

Ik ben geen gedrevene. Ik deed rechten. Omdat ik geen idee had wat te doen, later. Ik heb ook altijd dingen gedaan die anderen niet wilden doen. Ik kijk ook wat vreugdeloos op mijn loopbaan terug. Al heb ik er vrede mee. De wegen van Frans en mij zijn nogal uiteen gaan lopen, vooral toen ik als ambassaderaad in New York, Ankara, Warschau en Rome zat. Geen flauw idee wat die gast uitspookte. We delen eigenlijk ook geen verleden, behalve dat we samen in hetzelfde opklapbed lagen, een twijfelaar, op zolder. Daar spookte het. Dat kon Frans overtuigend aantonen. Hij had stinkende zweetvoeten. Dat kan ik aantonen.

Ik zal deze memoires wellicht van hem krijgen. Anderen maakten mij er al verlekkerd op attent. Frans was een welgereputeerde beroemdheid in de negentiger jaren van de vorige eeuw, moet u rekenen.  Kreeg regelmatig hele pagina’s in de zaterdagse kunstbijlage van het periodiek Nieuwe Rotterdamsche Courant/Handelsblad. Hij was spraakmakend bij de club van het avant-garde toneel. En vermoedelijk welverdiend. Al kan ik dat beslist niet beoordelen. Hij zette er ook heel wat voor op het spel. Ook levensgeluk. Dat van hemzelf. Maar ook dat van anderen. Dat hoorde zo. Dan moet ik ze wel gaan lezen. Want onvermijdelijk krijg ik dan de vraag wat ik er van vond. Daar zie ik tegen op wegens het antwoord dat ik plichtmatig zal moeten geven. De immanente nasleep van de CORONAcrisis verhinderde voorlopig de uitvoering van dit noodlotsscenario.