Messias

Met de representatieve democratie via periodieke nationale evenredige verkiezingen is op dit moment heel wat mis. Nee, ik héb even niet kleiner. Deze volzin zoemt in diverse modulaties om ons heen. Maar met het systeem zelf is niet zoveel mis. Met het personeel dat het belichaamt, dáár is iets grondigs mee mis. Omdat ze een ingewikkeld toneelspel spelen. Een dure charade met veel te veel changementen, veel te veel belichters en coulissen bouwers die onderling niet aan de voorstelling plegen te werken maar aan de reputatie die ze via hun bordkartonnen maaksels menen op te bouwen. Ik zou zeggen: weg met de Raad van State, de Eerste Kamer en de Hoge Raad en we komen wat het systeem betreft een heel eind in de goede richting. De Raad van State was vroeger een adviserend college van staat dat van alle markten geacht werd thuis te zijn.

In de periode 1815-1960 kon hij dat nog pretenderen, maar nu, nu zijn er zoveel adviescolleges, eigenlijk met een gespecialiseerde taakopdracht per overheidssegment dat de Raad van State een inconstitutioneel anachronisme is geworden dat vaak geen expertise heeft in de aan hem voorgelegde gevallen waarin de staatszorg defectueus is geworden. Bovendien is die Raad van State, als één van die adviseurs, een constante gevaarzetting voor de scheiding van de machten. De wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende, omdat hij in ieder van die segmenten participeert en nooit duidelijk is – zeker niet van tevoren – met welke van de machtssoorten hij zich nú weer inlaat. De Raad heeft, zegt zijn bestuur, een huishoudelijke strikte scheiding aan zichzelf opgelegd betreffende de taken van advisering en die van rechtspraak.

De rechter over de Europese Mensenrechten in Straatsburg, die moet bewaken of een rechterlijke instantie in de lidstaten wel echt neutraal, onpartijdig en onafhankelijk opereert wanneer de overheid zelf lijdend voorwerp is van een nationaal rechtsgeding of daarin partij is — en dat is in bijna alle gevallen waar die Raad zich als beweerde rechter over buigt het geval – heeft al meermalen overduidelijk twijfel doen blijken over de verdragsmatigheid en doeltreffendheid van de scheiding. In de “Toeslagen-affaire” – is heel duidelijk geworden dat die twijfel volkomen terecht is en makkelijk feitelijk onderbouwd kan worden. Dat gaf de voorzitter van de afdeling rechtspraak ook huilerig toe, maar daarmee is dat euvel niet weggenomen. Dat we te dezen niet mogen en kunnen vertrouwen op het veelgeprezen zelfreinigend vermogen van magistraten is ook overduidelijk geworden: dat vermogen heeft ook nooit echt bestaan.

Daarvoor is de wereld van de rechterlijke macht een te kleine en te zelfvoldane beroepsgroep. De Eerste Kamer is bedacht door Willem I om de zuidelijke buren te contenteren die een overmaat van geadelde personen met grootgrondbezit hadden rondlopen die bang waren nu iedere staatshuishoudelijke invloed te verliezen onder een stugge autoritaire man die zich weinig liet gezeggen. Thorbecke heeft daarom onmiddellijk bepleit de Eerste Kamer op te heffen toen bij de laatste ratificatie van het Verdrag van Londen in 1840 gans Europa aanvaardde dat Nederland en België gescheiden hun volksbestaan zouden voortzetten. De regering was echter weer van mening veranderd en deed niets, hetgeen erop neer kwam dat men lijdzaam berustte in de status quo, omdat Den Haag ook toen een inerte en introverte côterie was, die Kamer maar laten bestaan, want de leden vonden hun senatorstitel en het mooie uniform zo prachtig.

Nut heeft die Kamer nooit gehad. Hinder heeft die Kamer in overmaat veroorzaakt in het wetgevingsproces. De Hoge Raad was nodig, omdat de zuidelijke, Franstalige rechters te beroerd waren om het Nederlandse recht goed toe te passen – een zekere taalbeheersing van het Nederlands schijnt daarvoor vereiste te zijn – maar dat linguïstisch probleem was de wereld uit nadat de Belgen zich hadden verwijderd uit het staatsverband van de Vereenigde Nederlanden. Met deze drie reducties kunnen we weer vooruit, maar een grondige herijking van het personeelsbestand dat het staatsapparaat bemensen moet, dat is heel andere koek.

Daarvoor verwacht men veel van een messiaanse figuur. Een ziener. Een Nathan der Weise. Een Leider van een verdoold volk. Die het zal leiden naar het land van melk en honing. Velen zeggen: hij staat klaar, hij schuilt onder gindse brug, maar is klaar voor afvaart. Nu, ik kan u meedelen: die profeet is er niet. En trouwens: met Moses liep het niet goed af. En dat wens ik Pieter Omtzigt niet toe. Dat heeft hij stellig niet verdiend.