Milosevíc

Tadic was een ideale verdachte om mee te beginnen. Hij stond er steeds wat onderworpen en zakkig bij. En hij erkende meestal wel dat hij gewelddaden had begaan in de Kampen Omarska, Trnopolje en het stadje Kozarac tegen moslims. Hij was een hulpagent geweest, auxiliary officer, een onderknuppel, een waterdrager. Eerste assistent-onderbaas-niks. Hij had deelgenomen aan feitelijkheden die de dood hadden veroorzaakt van bepaalde moslims, hij had als kampbewaarder er flink op losgeranseld en hij had meegewerkt aan deportaties. Ik verwijs naar het samenvattend document van 14 juli 1997 CC/PIO/226-E.

Judge Gabrielle K. McDonald

Dat Tadic enige command responsibility zou hebben gedragen, daar kon geen sprake van zijn. Evenmin dat hij bijgedragen had aan een wijdverspreid systematisch patroon van grove inbreuken op het materiële oorlogsrecht. Hij had een uniform aangemeten gekregen met onderscheidingstekens, hem waren zijdgeweren in de hand gedrukt en vuurwapens, hij had een soort van militaire rang gekregen in een onbepaalde volksmilitie. Pet erbij. Onderscheidingstekens op kraag en spiegels. Hij was ineens een hele vent geweest, een gezagsbekleder, iedereen had voor hem gesidderd. Daaraan had hij een ongeremde grootheidswaan ontleend en hij was gaan meppen. Hij werd bekwaam terzijde gestaan door de Nederlandse advocaat Michail Wladimiroff die de schijnwerpers bepaald niet had geschuwd en daarna verzekerd was van aandacht in vele praatprogramma’s op de verrekijk, ook de buitenlandse zenders.

Wladimiroff had uiterst consistent uiteengezet dat het Joegoslavië-tribunaal niet kon gelden als een van de maatregelen ter preservering van de vrede op onze planeet als bedoeld in Hoofdstuk VII van het UN-Charter. Het was een gerecht met supranationale rechtsmacht. Het Charter voorzag in zulk een gerecht. Het Internationale Hof van Justitie. Zetelend in het Vredespaleis. Dat was expliciet genoemd in het Charter als principaal orgaan van de UN. Daaruit volgde dat daarnaast geen tribunalen konden worden geschapen uit het niets met een vergelijkbare rechtsmachtkring als een soort subsidiaire rechtsmachtentiteiten. Als de founding fathers dat hadden willen doen, dan hadden ze dat echt wel gezegd of doen uitkomen in een uitdrukkelijk machtigingsartikel in dat Charter.

Des te meer, omdat destijds, in 1945, een belangrijke statenmeerderheid bij deze volkerenrechtelijke organisatie echt wel vond dat er een universeel zelfstraffend hof zou moeten komen als principaal UN-orgaan. Maar in 1945 waren daarvoor de perspectieven van het Neurenbergse Tribunaal nog veel te onzeker: het kon best zijn dat de oogmerken van dat hof niet verwezenlijkt konden worden, want die waren gericht op vergelding van alle oorlogsmisdrijven die het positieve volkerenrecht destijds als strafwaardig erkende. Dat was een experiment, dat ook faliekant kon aflopen, bijvoorbeeld als Rusland halverwege de rit zou gaan tegenliggen.

Men nam zich daarom voor het Neurenbergs tribunaal voorshands te beschouwen als dry piloting project: kijken wat ervan komt en of het universele rechtsbesef inderdaad ermee gediend was. Later zou men dan het Charter, tóch al bedoeld als tijdelijk document, kunnen openbreken en zulk een zelfstraffend hof kunnen definiëren als een principaal UN-orgaan. Zo zag het de ILC en zo was het gevoelen in de General Assembly. Men ervoer het openbreken van het Charter destijds nog niet als het openen van Pandora’s Doos. Dat ging men pas aldus ervaren nadat de Koude Oorlog was losgebarsten. In volle omvang. In 1948, toen waarachtig Rusland weer met geweldpleging Hongarije onder het Sowjet-juk had weten te brengen.

Toen verhardden de harten zich. En wilde Washington niets meer weten van een herredactie van dat Charter. Dat hield in, dat het Joegoslavië-tribunaal geen juridische grondslag kon vinden in dat Charter. Zeker niet, omdat dat tribunaal strafrechtelijk zou reageren. Dan gold het legaliteitsbeginsel, zo betoogde Wladimiroff, en dan moest er een uitdrukkelijke machtiging bestaan van de Charterpartijen ten behoeve van de strafrechtmacht van dat tribunaal. Die wás er niet, die kon ook niet in het universele precedentenrecht op supranationaal niveau gevonden worden. Maar dan was het Joegoslavië-tribunaal onbevoegd tot stand gekomen en stond Tadic terecht voor een tribunaal dat er niet mocht zijn.

Niet met deze rechtsmacht. Het had geen Kompetenz-Kompetenz, het had niet de macht zichzelf rechtsmachtvaardig te verklaren. Het tribunaal, voorgezeten door de USA-juriste Gabriëlle Kirk McDonald, ging er eigenlijk niet op in. Het tribunaal wás er. Het moest dus iets te doen hebben. Het deed dus, wat in de rede lag. Het berechten en afserveren van Tadic. Tot twintig jaar detentie. Tadic onderging het lijdzaam en bloedeloos. Een volksheld was hij niet, dat wist hij best. Dat was Slobodan Milosevíc juist wel. En die haalde er echt alles bij wat hij maar uit de kast kon halen om de wederrechtelijkheid van het tribunaal gloedvol in kaart te brengen.