Mythemens

Zo werd Alfrink een media-persoonlijkheid die in genen dele congruent was aan de sociale nerd die Zijne Eminentie consequent bleef. Hij had dan ook nauwelijks vrienden. Hij voelde mensen niet echt aan. Pastorale bewogenheid bezat hij niet. Hij was geen herder. Hij was administrator van de Heilige Stoel in de Lage Landen. Maar de KRO maakte van hem juist een vaderlijke, welgenegen bevlogene die de noden van de medemens intuïtief aanvoelde en begreep. Een duchtig opposant tegen de Romeinse Centrale. Alfrink merkte dat de Paus, Paulus VI, hem met een zekere argwaan ging bekijken. Terwijl Alfrink juist zo graag dik deed over zijn vriendschap met deze Paus. Zo worden we geleefd.

Zo worden we gemaakt. Door de media. Angstwekkend, eigenlijk. De KRO bleef Alfrink pushen op Pax Christi-bijeenkomsten als de man die de gelovige en bezielde jeugd aanvoelde en graag met hen in hurkzit op de Parade het ritueel voorschreven boerenkool met de drooggekookte worst en veel te veel azijn uit de oerhollandse fles verorberde, moeizaam in evenwicht blijvend. Terwijl Alfrink zich bij dat soort gelegenheden vooral afvroeg waarom deze jongelui – zo bleef hij ze wat gehinderd noemen – niet gingen staan als hij arriveerde bij de kookpotten en hem niet reverent lieten voorgaan. En waarom ze hem hardnekkig tutoyeerden. Het was dus een uitgelezen moment om de overenthousiaste jongelui te vertellen dat Alfrink erg verlegen was en afwachtte totdat ze hem “Bennie!” zouden noemen en “Ouwe Reus!” zulks met inleidende schouderslagen.

Sommige protestanten die alles direct serieus uitvoerden wat je ze vertelde in het belang van de oecumene en de immense geestvervoerdheid ter plaatse kwamen wel zeggen dat Zijne Eminentie wat angstig had gereageerd toen zo’n Walcherse Bonk uitvoering gaf aan deze aansporing. Was dat wel echt goed aangekomen bij deze gezagsdrager? Zijn hoed had scheef gestaan. En hij was er ijlings vandoor gegaan, heenkomen zoekend in de zwarte glanzende dienstauto. Maar goed deed het zeker om juist dan te benadrukken dat de kardinaal deze soort ontmoetingen in het hart koesterde. Hij was wat geremd en stug.

Maar hiervan genoot hij nu ten diepste. Alfrink mocht inderdaad graag poseren als de Nationale Katholiek bescheiden de bries opzoekend in de richting waarheen ook de Heilige Geest waaide. Daarom was het ook mooi, dat de verpleegsters hem vroegen, toen hij daar voor behandeling ter zake van geelzucht was gearriveerd of hij soms ook katholiek was. Kardinaal-aartsbisschop Bernardus Alfrink was daar, naar dat rooms-katholieke hospitaal, inderhaast per ambulance heengevoerd toen hij door deze kwaal geducht was overvallen ter gelegenheid van het feit dat zijn grote vriend Paus Paulus VI Montini hem voorzichtigheidshalve alvast had ontslagen als metropoliet van Utrecht nog voordat Zijne Eminentie dat ontslag had aangevraagd. En hem had doen vervangen door de wat achterhoudende kardinaal Willebrands, hoofd van het departement voor de Eenheid der Christenheid. Ook een Hollander, maar een loyaler gelovige betreffende het in deze periode zo heftig en polemisch omstreden primaat van Petrus, dat Montini steeds dierbaarder omklampte. Alfrink werd, zijns ondanks, bij Het Vaticaan op zijn ouwe dag steeds meer de incarnatie van de onbetrouwbare hyper-opportunistische en immer politiserende kerkvorst. Een getoogde linkmichiel die men nimmer het pallium had mogen opleggen. Alfrink stierf daarom verbitterd, eenzaam en verlaten, totaal ontvriend. Alleen zijn trouwe huishoudster Dora kon hem nog emotioneel benaderen. Zo gaat het in onze verregende levens. De Prediker vermaant ons dat nimmer te vergeten. Maar in het zenith des levens staat ons dat niet genoegzaam bij. Ook al draagt men de grote hoed van de Prins der Kerk.