Mannetjesmakerij

Deze Bernard kardinaal Alfrink bleek een studeerkamergeleerde. Volledig. Maar opvallen deed dat in het begin niet echt. Van een bisschop werd een majesteitelijke afstandelijkheid verwacht in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Aan dat profiel beantwoordde Alfrink van nature. Zijn priesters die hij ter verantwoording ontbood aan zijn Aartsbisschoppelijk Paleis aan de Utrechtse Maliebaan kwamen nooit verder dan de spreekkamers op de begane grond. Daar moesten ze langdurig antichambreren. Aan de enorme balpoten tafel gezeten op de stoelen met de trijpen rechte ruggen. Gesteven vitrages met daarin de onvermijdelijke dode vliegen. Monseigneur kwam gehaast binnen, deelde mee wat hij de priester wenste te gelasten ter uitvoering van zijn decreten.

Geen handdruk. Geen koffie. Geen thee. Zo wilde hij regeren. Gedurende het concilie waar hij moest presideren viel die steilheid op. Hem geviel applaus ten deel omdat hij het departementshoofd van de discasterie voor de geloofsleer – het ook zo geheten Heilig Officie – Kardinaal Alfredo Ottaviani gedurende zijn voorzitterschap het woord ontnam. Het roemruchte Tweede Vaticaans Concilie, gericht op een zekere modernisering van liturgie, rituelen en geloofsleer. Zo zou de liturgie ook best in de landstaal mogen. Niet alleen maar in het universele kerklatijn. Het Vaticaan wilde echt niet dat de zeven sacramenten werden herijkt. En nóg minder dat de kerk een democratie zou worden met een algemeen evenredig stemrecht per volwassen gelovige. Ten behoeve van een mondiaal kerkelijk parlement dat de kardinalen politiek verantwoordelijk zou mogen stellen. De Nederlanders dacht dat dat nu juist wel de bedoeling was van Johannes XXIII. Die keek daar dus ráár van op. Maar ging daarna bijna meteen dood. Aan maagkanker, waaraan Paus Jan al leed toen hij in het conclaaf met het unieke wit werd omkleed. Omdat Ottaviani veel te lang aan het woord was geweest. Zoals menig curie-kardinaal. Want die lieden vonden dat de Paus onberaden had gehandeld bij de briefing van deze kerkvergadering. Die was niet nodig geweest. De curie volstond bij het leiden van de kerkelijke rechtsorganisatie. Mijn ome Niek, de Benedictijn, toen nog kloosterling in de Abbazia di San Girolamó, Via delle Torra Rossa —  thans zit het Pauselijk conservatorium daar – schreef mij een uitvoerige brief over het incident, want de hele bischoppenvergadering was ineens in een donderend applaus uitgebarsten toen Alfrink onhandig Ottaviani de microfoon ontnam.

Alfrink kon, net als zijn voorganger Joannes de Jong, niet met techniek omgaan. Alfrink zat aan de centrale knoppenkast als voorzitter. Hij wilde eigenlijk even in zijn micro schuchter opmerken – terwijl Ottaviani ratelend sprak – dat diens tijd zowat om was. Hij beroerde de algemene relaiskast van de versterker. Veroorzaakte sluiting met een knal. Hij had de installatie te zwaar doorgeschakeld. Een wolkje steeg zelfs op. Zodat iedereen hoopte dat de sprekende Eminentie beroet uit de dampen zou tevoorschijn komen. Als een afgezant van Lucifer. Ottaviani keek verbijsterd op. Zweeg, hij moest wel. En toen donderde als een immer zwellende branding dat applaus door schip en transepten. Trappelende monseignori. Uitbundige manteldragers van hunne Eminenties. Gierende journalisten. Alfrink was de held van de dag. De enige die niet begreep waarom, was hij zelf.

Hij had, zo stamelde hij ’s avonds tegen Ad Langebent van de KRO, een verkeerde schuif overgehaald. Hij had helemaal niks lelijks bedoeld. Zeker niet tegen Ottaviani. Maar dát liet Langebent zich niet ontgaan. Hier had de Geus der Lage Landen zich verzet tegen de conservatieve centrale van de Mons Vaticana! Vanuit Utrecht de victorie voor Gods Volk Onderweg! De kerk zou gepolderd gaan worden volgens de regels van de jongens van Jan de Witt! Ik kreeg van Niek een grote zware grammofoonplaat. Daar staat het allemaal op. Die interventie van Ottaviani. Diens kraaiend geluid van overjarige man. Het geschuif aan de richel op het bedieningspaneel. De knal. De Stilte. STILTE. En dan ineens geschuifel, een eerste geklap in de handen, dat aanzwelt tot een geraas dat mijn twee stereospeakers nauwelijks konden verwerken. De chaos, het gegrinnik, uitbundig gelach en de geanimeerde conversatie tussen de verslaggevers in deze Toren van Babel. Alfrink was de kampioen van de progressieven. Zo wilde de KRO hem verder presenteren. En dat werd hij dus ook.