Partij fragmentarisatie

Van politieke partijvorming duchtte Thor verder nog dat ze zou leiden tot ultieme fragmentarisatie van het staatkundig speelveld. Een partij wil immers doelen nastreven. Eindtermen die haar onderscheiden van andere partijen. Strategieën die daarbij horen. Die niet uitvoerbaar zijn zonder andere partijen te bekritiseren omdat zij het anders zien en ook anders te werk gaan naar methode, werving, lijming, binding. Dat had Thor goed gezien in de regententijd van de Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën. Hij was een uitnemend staatkundig historiograaf, juist omdat Thor nergens echt bij hoorde. De regenten vormden coterieën onder hun families. Die waren opgezet om baantjes in het publieke domein evenredig te verdelen. Ambten die goed schokten en daarom prestige genereerden.

Ze wisselende onderling hun kaarten om het spel te spreiden en begonnen met de verdelingen al heel vroeg. Een kleuter werd zo havenmeester van het eerste bekken te Makassar. En een onmondig wicht dat nog in haar luiers poepte werd hoofd-stoelenzetster in de Rotterdamse stadskerk, de Sint-Laurens. De voorbeelden gieren langs als je op familienamen gaat zoeken in de registers van het Nationale Archief. Dat kan ook op familienaam: Sillem, Six. Van Beuningen. Van Borselen. Heldring. De salarissen waren fors en het echte werk werd in onderpacht uit besteed. Van Lienden totthe Groote Lind of Van Hardenbroeck was echt niet in persoon stro aan het optasten bij de wisselplaats van de postiljons op de Leidense Straatweg. Deze families beconcurreerden elkaar. Want om de ambten werd echt wel met alle middelen gestreden.

Daarbij hoorden dus diffamerende verhalen, roddels en beschuldigingen, liefst over corruptie, want dat was aan de orde van de dag. De familie Valckenier maakte dus het koloniaal bestuur van de gouverneur-generaal Van Imhoff flink zwart. En omgekeerd. Dat leidde tot vijandschappen die weer tijdelijk bestreden werden via een soort wapenstilstand vervat in “contracten van correspondentie”.  Gun je mij de ambtsverdeling in Leiden, dan mag jij Rotterdam of Delft doen. Dat is dan jouw Rayon. Thor becijferde dat er zo een soort circuit van duistere staatkunde ontstond dat nefaste gevolgen had op middellange termijn. Ook omdat de aangestelden geen verstand hadden van de bediening die ze geacht werden te verrichten. Dat is nu weer zo: u gelooft toch niet echt dat Roger van Boxtel ooit echt verstand heeft gehad van het spoorwezen of dat Jeroen Dijsselbloem de agglomeratieproblemen rond Eindhoven kent en overziet. Maar ze zijn aan de beurt, net als alle fractiemedewerkers die de PVDA moest lozen toen ze weer een gigantische verkiezingsnederlaag moest vertalen in afslanking van het kader. Die zitten nu in de middelrangige ambtenarij als beleidsmedewerker en wachten daar bekwaam en inert hun pensioen af. Invloed hebben ze wel. Maar zelden ten goede.

Ze zetten collegae tegen elkaar op of zetten een papieren oorlog op poten tussen afdelingen. En komen je uitleggen hoe de politiek echt werkt. Omdat jij daar als technisch professional – dus:  een nerd – geen verstand van hebt. Ze frustreren de slagkracht van het ambtelijk apparaat grotelijks. Net als destijds de regenten die bij de Vrede van Utrecht in 1713 het hele handelsdebiet van de Republiek aan Londen verkwanselden. Niet uit boos opzet. Maar omdat ze niet wisten wat ze deden. Dat duchtte Thor ook van het partijwezen in de Kamer van 1850. Wat zou een dominee nu toch weten van de integratie van een dijklichaam in het omringend beddingenlandschap, vroeg hij zich af, als Kuyper allerlei gedachten ontvouwde over de waterschappen.

Of waarom zou katholiek cijfermatig rekenen nu wezenlijk anders zijn dan gereformeerd?  Dat, als Groen weer eens kwam zaniken over de School met den Bijbel. Wat wist Schaepman van de vuurkracht van vestinggeschut met getrokken loop, als die man als seminariedocent iets kwam uiteenzetten over de universele persoonlijke Dienstplichtwet. Zo kon je oeverloos doorgaan. Dat deed Thor niet. Hij wist altijd kort bescheid. Geen politieke partijen dus, die nooit van alle markten wezenlijk thuis zijn en het toch pretenderen. Dat zou na 1920 ontzettend goed blijken, als de rooms-katholiek Jan Bomans weer eens ging uiteenzetten waarom centraal geplaatst dubbelgeschut op een pantserdekschip niet goed baks kon vuren wanneer het eleveerde. Bij het zoveelste ontwerp-Vlootwet, dat Jan torpedeerde. Ja, de vader van Godfried de schrijver. De man die nooit een literaire prijs kreeg. Maar toch zo snaaks op de verrekijk kon wezen.