Polarisatie III

Zo’n Willem Aantjes is politiek nooit meer volledig gerestaureerd of integraal gerehabiliteerd in het complex dat nog steeds bekend staat als de “Aantjes Affaire”, hem met boos opzet toegebracht door de PVDA-coryfee Lou de Jong die het CDA frontaal wilde treffen, omdat de opstelling van die partij hem, voor wat betreft de NAVO en de aan dat lidmaatschap verbonden verplichtingen, volkomen onjuist vóórkwam. Destijds bleek de PVDA toch erg oorlogszuchtig wat betreft de Sovjet-Unie en het Warschaupact en volledige ingepakt te zijn door het spionage-apparaat van het Central Intelligence Agency van de USA dat in ieder geval voorgaf, extern, er zeker van te zijn dat Rusland of de Russen een thermonucleaire lokale oorlog voorbereidden in Centraal West-Europa.

Aantjes legde alle parlementaire functies neer en verdween geruisloos in het limbo. Hij verwachtte echter toch terug te mogen keren in zijn voormalige prominente positie, toen bleek dat er weinig klopte van het vernietigend rapport dat Lou de Jong heel snel had in elkaar geflanst via de cartotheek van het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie, óók wat betreft de gevolgde onderzoeksmethode die aan elkaar hing van gissingen, waarschijnlijkheidsberekeningen en vooronderstellingen die alle demonstrandi bleken te zijn. Aantjes deugde niet, was een racist, een fascist, een leugenaar, een huichelaar een manipulator. Dat bleef Lou ook volhouden.

W.F. Hermans, die aangesteld was aan de Rijksuniversiteit te Groningen als lector, ervoer wat een mens kan lijden door volkomen uit de lucht gegrepen beschuldigingen die nooit officieel met rechtseffecten worden gedaan in openbare media of op podia. Hermans was beschuldigd van ernstig schuldig ambtsverzuim, omdat hij zijn collegerooster niet nakwam, niet op de spreekuren voorhanden was binnen de faculteit, examens manipuleerde en scripties oneerlijk beoordeelde. Dat werd meteen in het openbaar circuit gegooid door het bestuur. Het speelt in de zestiger jaren. En toen was een lector een hele academische autoriteit. Hermans was een geruchtmakend auteur. En niet de makkelijkste in de omgang.

Na veel aandringen en ruzie werd uiteindelijk commissoriaal onderzoek gedaan. En bleek dat de aantijgingen feitelijke grondslag misten. Hoogstens bleef over dat Hermans een wat aparte vent was. Hermans schreef later over de affaire een sleutelroman overduidelijk gewijd aan de Groningse Academie. Met herkenbare figuren, uiteraard wat sarcastisch neergezet. Iedereen wist echt wel wie de omhooggevallen hoogleraar Tamstra was. Hermans laat de Professor Zomerplaag in een uitleiding zeggen, dat de reputatie van iemand die onbesproken door dit leven weet te gaan toch een héél andere is dan die van degene naar wie een breed opgezet en uitvoerig officieel onderzoek is ingesteld, zelfs als uiteindelijk de gevolgen daarvan bevrijdend zijn voor de onderzochte. En dat dus de Rijksuniversiteit Groningen, die later geen enkele handreiking meer had gedaan naar een benarde en verontwaardigde Hermans – die overigens maar ontslag had genomen – wel wat ieltjes en schrieperig had gehandeld jegens Hermans, of hij nu nog academisch ambtenaar was of niet.

Of breng u te binnen, nóg litterairder, de opmerking van Robertus Nurks in Beets’ onvolprezen novelle in de Camera Obscura “Een onaangenaam mensch in de Haarlemmerhout”, waarin hij Beets vraagt die net spreekt over een zeer intieme wederzijdse vriend “…die hij zeer wel kende, ‘of het die was, wiens broer die smerige affaire met de politie gehad had’…” zodat iedere toehoorder vreemde gedachten moest krijgen over de aard van de kennissenkring van Beets. Het was déze methode van uitstoting die de PVDA vanaf 1972 in werking stelde in het politieke debat, en niet alleen in ’s lands vergaderzaal, die het staatkundig discours is gaan bepalen en die vruchtdragend voortgezet wordt tot ons einde der dagen, nu andere partijen de effectiviteit daarvan hebben doen indalen.

De confessionelen namen haar uiteraard grondig over, de liberalen volgden en zo kan Omtzigt niet anders verwachten dan dat ze aangewend zal blijven worden hem blijvend tot een man te maken voor wie naar een “functie elders” zal moeten blijven worden omgezien. Het leidt de aandacht ook flink af van alle ernstige fouten tegen de constitutie die zijn wederpartijders in de voorbije coalitie tot bestendige bedrijfspolitiek hebben gemaakt. Die zouden hoofdthema moeten zijn voor wie een nieuw sociaal contract denkt te sluiten. Maar de andere beoogde contractanten zullen deze beschuldigingen blijven slaken. Opdat de oude bestuursmanie kan worden blijven voorgezet. De werkhypothese is duidelijk: De waarheid is datgene wat mij nú op dit moment uitkomt. De schijn en het beeld van de werkelijkheid zijn belangrijker dan wat er realiter, dus proefondervindelijk, gebeurd is.