Wat zagen we de afgelopen veertig jaar in de Haagse Bubble? Hoogbetaalde, rechtspositievaste, hooggeschoolde bestuursambtenaren die meesterlijk waren getraind in het duiken, wegschuilen en verwijzen naar elkaar. De tientallen onderzoekscommissies op staatskosten, de parlementaire enquêtes, de expertisecreenings lieten het steeds weer zien. Bureaucratische apparatsjiks, bijna stalinistisch geschoold in het correcte bestuursjargon, het managementsmodel, de verbeterprotocollen en bijbehorende uitvoeringstrajecten allemaal academisch getraind in onbegrijpelijke specialisaties als bestuurskunde, organisatievaardigheid, internationale betrekkingen, capaciteitsmanagement, wetgevingskwaliteitsbeleid en politieke wetenschappen.
Eerst trainees op departementen of gedeconcentreerde bestuursorganen. Dan, bij het brevet van vermogen, bevorderd tot fractiemedewerkers verdeeld over alle politieke gezindten. In de volksvertegenwoordiging. Vroom volgend de fractiediscipline. Vooral de partijlijn houdend, niet opvallen en vooral geen concrete uitspraken doen waarbij de burger zou begrijpen wat er intentioneel bedoeld wordt. Dan misschien even uit het beeld als politiek adviseur van de minister die het aangaat – wat dan ook – doorstotend naar ambtenaar van staat bij rekenkamer, raad van state en de talloze toezichthouders en bestuursorganen die gedeconcentreerd heten. Dan kamerlid, staatsecretaris, minister van om het even welk departement of misschien zelfs wel naar Brussel op de permanente vertegenwoordiging. Dat zijn de poppetjes die er nu nog toe doen en die de staatshuishoudelijke fornuizen weten te bedienen bij alle brandstoffen en energielabels. Het is opvallend hoe kleurloos ze zijn. Identiek inwisselbaar.
En die mogen, vicieus, als steeds weer, vervolgens elkaar onafhankelijk de maat nemen op verantwoordelijkheden, aansprakelijkheden en competentieprofielen? In de commissies die daarvoor in het leven geroepen worden, liefst ook nog bemensd met personen uit de rechterlijke macht die tijdelijk gedetacheerd zijn? Gaan die echt elkaar kritisch examineren, eventueel met terugwerkende kracht? Ze kijken wel uit. Zouden ze dat echt doen, dan kunnen ze het verder in de genoemde bubble schudden, dat weten zij ook. En blinde ambities hebben ze vooral na hun veertigste nog. Daarom: het ligt niet aan de constitutionele structuren, de grondwettelijke inbeddingen, de gewoonterechtelijke scheidingen van machten en bevoegdheidskringen waarbinnen deze bureaucraten fungeren en menen ertoe te doen. Het ligt aan deze lieden zelf.
Het zijn stomweg al decennialang de verkeerde poppetjes uit de verkeerde gremia die ons staatskundig stelsel organiek bemensen. Daarom zit Omtzigt fout als hij stelt, dat het er nu vooral om gaat dat we het systeem verbeteren met de toevoeging van een constitutionele kamer of grondwetswijzigingen omtrent de informatieplicht die ten grondslag ligt aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Dat is nog steeds denken in termen van systeemperspectieven. Zeker, zo’n kamer is wel raadzaam, als de competentiekring duidelijk te definiëren is. Maar veeleer is noodzakelijk dat de parameters voor de politieke, strafrechtelijke en staatshuishoudelijke verantwoordelijkheden die ons constitutioneel bestel veronderstelt nu duidelijk in kaart gebracht worden en door sancties worden toegepast. Sancties: straffen, opzettelijke leedtoevoeging voor het verslonzen van de bediening van de concrete persoon in kwestie. Straffen die ook aantoonbaar uitgevoerd worden, openlijk en met vergeldend effect.
Generaal preventief, zoals de Britten sedert 1688 plachten te doen en waaraan Thorbecke zich spiegelde in 1848. Tuchtiging van de poppetjes. Uitsluiting van de poppetjes. Schorsingen in hun bedieningen. Stremmingen van hun aan de hand van de schalenkaart van het rijksambtenarenreglement verlopende loopbaanplanningen. Dáár zijn de poppetjes gevoelig voor. Niet voor staatscommissies-Oosting die steeds weer concluderen, dat een opstelling, handeling, gedragsmodus de toets der kritiek niet kon doorstaan, maar dat geen boos opzet is gebleken in strafvorderlijke zin. Als de poppetjes er weer toe doen, kan de boer weer voortploegen. En daar zijn boeren voor. Voor doorploegen.